117 /ft 14 FEB 1958 -2- Evenals elders in den lande is ook in Woensdrecht de bestedingsbeper king ten gevolge van reeds bestaande betalingsverplichtingen slechts lang zaamaan gaan doorwerken. Zodoende heeft 1957 dan toch ook voor onze gemeente nog aanzienlijke verbeteringen gebracht in het verzorgingspeilvoor zover van de gemeente afhankelijk. Daarvan wil ik met name noemen: 1de totstandkoming van de uitbreiding van de straatverlichting, die - alhoe wel nog steeds niet opgeleverd - nu reeds maanden dienst doet; 2. de verbetering van de Eeimolen, - helaas nog niet geheel voltooid; 3. de aanzienlijke uitbreiding van de. Lagere Landbouwschool en de bouwvan een praktijklokaal, waardoor het landbouwonderwijs model gehuisvest is ook voor de invoering van het vernieuwde programma; 4. de oplevering, inrichting en ingebruikneming van de protestantse school, die nu al te klein blijkt te zijn; 5. de uitbreiding van de jongensschool te Hoogerheide en de installatie van centrale verwarming daarin; Ten aanzien van de laatste twee punten moet ik met dankbaarheid gewag maken van het feit, dat de Bank vror Nederlandsche Gemeenten bereid, is ge weest de noodzakelijke credieten in rekening-courant toe te staan. 6. de voltooiing van vier en de aanvang van de bouw van zes woningwetwoningen, waarvoor de financieringsmiddelen door tussenkomst van de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid ter beschikking zijn gesteld; 7. de reconstructie van het Van der Meulenplein, van de aansluiting Raadhuis straat en Duinstraat, van het dorpsplein in Woensdrecht en van een gedeelte van Schapendreef en Scheidreef, welke werken kunnen worden geentameerd oi voltooid; i_ i 8. het subsidie in de inrichtingskosten van de als kerk gebruikte hal van de protestantse school; 9. de bijdragen in de kosten van woningverbetering en -splitsing en bij vrij willige beschikbaarstelling van woonruimte. Een bijzonder gelukkige omstandigheid bij het oplossen van de finan cieringsproblemen heeft gevormd het feit, dat in de plaats van het plan van het houwen van zestig woningwetwoningen voor militaire huisvesting door de bereidheid van particuliere beleggers kon worden overgeschakeld op de bouw van 68 premiewoningen. Onze politiek is ten deze in overeenstemming met het Ministerie van Oorlog duidelijk. Wij gunnen een ieder gaarne een zo goedkoop mogelijke woning, doch zijn met de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid van mening, dat alleen voor die categorieën, waarvoor dat beslist nodig is een beroep^ moet worden gedaan op woningvetbouw en de daaraan verbonden hogere bij ragen van de Overheid. Daarnaast komt eventueel als tweede motief, dat in sommige gevallen de particuliere bouw van huurwoningen te kort schiet en dus de jver beid daarvoor moet zorgen. In het onderhavige geval leek ons houw door parti culiere investeerders uiterst aantrekkelijk. Dat bij de stijging van de rente standaard op de vrije markt en e Jj s toeslag op de rente van het voor woningwetwoningen te lenen kapitaal de dis crepantie nog groter wordt, doet aan het beginsel niet toe of af. vfij zouaen ons echter zeer wel kunnen voorstellen, dat ofwel een Rijkstoeslag wordt ge geven op de rente ook voor premiewoningen, ofwel de woningwc-tfinanciering nog verder wordt gedifferentieerd naar gelang van de draagkracht van de catego rieën, waarvoor zij zijn bestemd. Een bijkomstig voordeel zou dan kunnen zijn, dat ook het verbod om gelden van derden voor woningwetbouw aan te trekken, zou kunnen vervallen. -De-

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1958 | | pagina 4