1 :B 'nc Mijne Heren, Leden van de Raad, Alvorens wij overgaan tot de "behandeling van de zaken, die rechtstreeks betrekking hebben op de gemeente Woensdrecht, zou ik in Uw midden en als Uw tolk tegenover de openbare mening een enkel woord willen wijden aan de zorg wekkende toestand, waarin zich enkele tientallen duizenden landgenoten in Indonesië bevinden. De berichten uit de radio en in de pers zijn U genoegzaam bekend. Wat er gebeurd is, gebeurt en nog te gebeuren staat, zal ik U daarom niet trach ten te beschrijven. Ik zou echter aan de berichtgeving wel iets willen toe voegen - en dit speciaal voor diegenen, die persoonlijke relaties in Indone sië hebben: Het spreekt haast vanzelf, dat de berichten melding maken van gebeur tenissen en niet van datgene wat er niet gebeurt. Het is daarom goed er nog eens nadrukkelijk op te wijzen, dat de onrustbarende berichten in hoofdzaak betrekking hebben op slechts delen van het grote eilandenrijk en dat dus stellig niet alle Nederlanders rechtstreeks aan vexaties bloot staan. Het lijkt mij noodzakelijk dit te benadrukken juist om de gemoederen van hen, die familie of vrienden in Indonesië hebben, niet nodeloos te ver ontrusten Mijne Heren, het motief, dat door de Regering van Indonesië wordt aan gevoerd voor het optreden tegen Nederlanders en Nederlandse belangen in Indo nesië is het geschil met Nederland over Westelijk Nieuw-Guinea, of in Indone sische terminologie over Irian Barat. Het ligt niet op onze weg in te gaan op de onhoudbaarheid van de juridische constructie, die van Indonesische zijde is opgesteld, om te bewijzen, dat Westelijk Nieuw-Guinea in de souvereiniteits- overdracht zou zijn begrepen. Het is echter zonder meer duidelijk, dat de thans gevoerde acties allerminst passende middelen zijn om de aanspraken op Nieuw-Guinea kracht bij te zetten. Wie deze zaken met een zuiver rechtsgevoel beschouwt, moet tot de con clusie komen, dat hier sprake is van een detournement de pouvoir in de meest ernstige vorm. Economische belangen worden aangetast, doch niet om het algemeen eco nomisch belang van Indonesië te dienen, doch zelfs met het bewustzijn, dat daarmee ook de algemeho Indonesische belangen worden geschaad. Op grond van de bepalingen van de wetgeving op de staat van oorlog en beleg worden in breuken gemaakt en getolereerd op de vrijheid van persoon en op het recht van eigendom, die een geheel ander doel hebben dan het doel van die wetgeving. De persoonlijke vrijheid van Nederlandse ingezetenen wordt beperkt zonder dat de betrokken individu daar enigerlei aanleiding heeft gegeven. Deze zeer ernstige gebeurtenissen moeten tenslotte tot de conclusie voeren, dat Indonesië de pantja-sila, de vijf beginnelen waarop de staat ge grondvest zou moeten zijn, heeft prijs gegeven; dat het bij velen ernstig levend verlangen om. van de staat een Negara Hukum, een rechtsstaat, te maken, is overspoeld door ongeregelde sentimenten van nationalisme en xenophobie. Men zou zich wellicht kunnen afvragen met welk recht nu juist ik, als Voorzitter van Uw Raad, deze woorden zou mogen spreken. Ik meen, dat ik dit recht ontleen, alleen al aan het feit, dat deze Raad de rechtmatige vertegenwoordiger is van een klein deel van het Neder landse volk. Maar bovendien zou ik met Sint Paulus durven zeggen, dat ik de gevaren op zee, de gevaren te land, de moordende hitte van alang-alang-vel- den, ja de gevaren van rovers heb getrotseerd om op mijn bescheiden bestuurs post in de binnenlanden van Indonesië mijn plicht te doen in het waarachtig belang van Daja's en Maleiers. -in deze uiterst-

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1958 | | pagina 1