v",
30 Januari 1 9536
werken met het dagelijks bestuur. Hij betreurde het echter, dat de
goede geest zo vaak door één lid wordt verstoord door verdachtmakin
gen, welke de gehele raad en de gemeente in discrediet brengen. Alle
raadsleden zijn wat godsdienst betreft op dezelfde wijze gericht en
politiek op dezelfde wijze afgestemd, zodat een homogeen samengaan
alleszins voor de hand ligt. Door verdachtmakingen en insinuaties
wordt de gemeente slechts in discrediet gebracht en verliest de ge
meenteraad haar respect en aanzien. Hij vraagt van de raad zijn vol
ledige medewerking te willen verlenen in het belang van de aan onze
zorgen toevertrouwde gemeenschap.
DhrVER3WIJTER betreurt de uitdrukking "een lid van de raad". Hij
meent, dat ieder raadslid naar best vermogen het gemeentebelang heeft
gediend en niemand tegen, de ambtseed heeft gezondigd. Hij is van ge
dachte, dat ieder lid onvoldaan naar huis zal gaan, wanneer niet be
kend v/ordt gemaakt, wie het bedoelde raadslid is. Onmogelijk was het
volgens spreker, dat hijzelf het was, omdat hij, toen hij zitting had
als wethouder, altijd in volle harmonie met de voorzitter heeft sa
mengewerkt
De VOORZITTER antwoordt, dat hij doelt op de handelwijze van het be
wuste lid tijdens het afgelopen jaar, terwijl door dhr.Verswijver
een gang van zaken wordt gereleveerd gedurende een vroegere zittings
periode van de raad.
Spreker geeft er de voorkeur aan over deze aangelegenheid niet verder
uit te weiden, gedachtig het spreekwoord dat "een goed verstaander
slechts een half woord nodig heeft".
Hij verklaart achter het niet meer te zullen dulden, dat in de raad
aantijgingen worden gelanceerd en insinuaties worden geuit, welke
ieder parlementair fatsoen met voeten treden, doch bovendien niets
dan afbraak veroorzaken, zeer ten nadele van het algemeen belang.
Spreker doet nogmaals een beroep op een eendrachtig samenwerken en
reikt zijnerzijds daartoe op loyale wijze de hand.
I. MEDEDELINGEN.