16 - 3 - 19^8. 1 a7 heren Gedeputeerde Staten gemaakte aanmerkingen op de begroting dienst 19^7. Naast enige aanmerkingen van administratieve aard richt het bezwaar van Gedeputeerde Staten zich in hoofdzaak tegen het feit dat nog steeds niet tot invoering van een straatbelasting is overgegaan. De begroting is sluitend gemaakt door het ramen van een Rijksbijdrage. Om echter hiervoor in aanmerking te komen, wordt de eis gesteld d^,t een straatbelasting wordt geheven ten bedrage van 6van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen en 3% der ongebouwde eigendommen. In verband hiermede stelt hij voor punt XI der agenda "voorstel tot vaststelling ener verordening op de heffing van een straatbelasting" tegelijk met dit punt ta behandelen. In de vergadering van 29 November 19*+7 is deze aangelegenheid reeds uitvoerig besproken, waarbij men echter niet tot een besluit is ge komen, doch het voorstel heeft aangehouden, in verband met het door sommige leden naar voren gebrachte bezwaar om de waterschapsgronden, die hun eigen wegen en waterleidingen hebben te onderhouden en daarvoor van de eigenaren belasting heffen, in de straatbelasting te betrekken. Op de begroting voor het dienstjaar 19^8 is voor het onderhoud der wegen en waterleidingen f. 23000,- geraamd. Bij een heffingspercen tage van resp. 6 en 3% der belastbare opbrengst zal een heffing verkregen worden van ongeveer f6000,-, hetgeen een billijke bij drage kan genoemd worden in de ten laste der gemeente komende kosten van onderhoud. De heer Jacobs zegt deze kfjestie op een bestuursvergadering van de Noordbrabantse waterschapsbond te hebben besproken, waarbij men als zijn mening uitsprak, dat het betreffende artikel der gemeentewet niet zo kan geïnterpreteerd worden, dat hieronder ook vallen eigen dommen grenzende aan - of uitweg hebbende op wegen die niet in beheer of onderhoud bij de gemeente zijn. lijwijst er vervolgans op,

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1948 | | pagina 8