I 18-3-1936. 245 XII. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VASTSTELLING DER VERGOEDING EX ART.101 DER LAGER ONDERWIJSWET 1920 VOOR DE BIJZONDERE R.K.SCHOLEN VOOR HET JAAR 193*4-. Zonder hoofdelijke stemming wordt deze vergoeding vastgesteld op een bedrag van f.5,13 Per leerling.zie dossier 1935,No. 6Al B/B. RONDVRAAG. De heer Verswijver vraagt hoever de plannen tot verbetering der wegen reeds zijn gevorderd,waarop de Voorzitter antwoordt, dat het Dagelijksch Bestuur een bespreking dienaangaande met de Heide Maatschappij heeft gehad.Zoodra de betreffende be grooting is ingekomen,zal deze aangelegenheid nader worden be keken. De heer Verswijver vraagt verder of er nog gewerkt wordt aan het plan tot het verharden var. wegen. Be Voorzitter zegt,dat hiervan nog niets bekend nis,wijl men in deze moet wachten op de beslissing van het Werkfonds.Hij wijst er verder op,dat voorzichtigheid in deze geboden is,wijl verharde wegen veel geld kosten en het gemeentebestuur er voor moet waken,dat de last voor de belastingbetalers niet te groot wordt De heer Hussaarts merkt op,dat in het gemeentelijk subsidie voor het armbestuur een bedrag van f.200,- is begrepen voor z.g.stille armen.Spreker kan zich hiermede ten volle vereenigen, ftierbij is echter bepaald,dat de Voorzitter de oe schikking heeft over deze gelden,terwijl hij van eventueel gedane be deelingen geen verantwoording schuldig is aan de overige leden van het armbestuurZonder ook maar eenigen twijfel uit te spreken omtrent de bestemming dezer gelden,meent hij toch te moeten opmerken,dat ook de overige ie den van het armbestuur dienen te weten hoe deze gelden worden besteed.Hij stelt voor te bepalen,dat van deze bedeelingen de Voorzitter verantwoording schuldig is aan het geheele bestuur. De Voorzitter ac&t deze opmerking zeer juist en zegt toe de

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1936 | | pagina 9