10-7-1934.
De beer Vermaat merkt op,dat het slechts een klein verschil
oplevertwanneer er geen rijkssteun wordt verleend en waar het
nog niet officieel bekend,of deze steun al dan niet zal worden
gegeven,voelt hij er wel iets voor om de gehoudeb verpachting
te gunnen.
De heer Hussaarts wijst op het voordeel eener gemeentelijke
exploitatie,wijl de menschen alsdan toch van de werkverschaffing
worden gehaaldWanneer het maaien der rogge wordt aanbesteed,
zal het niet zoo duur zijn en bovendien wordt er den wefckloozen
een dienst mee bewezen.
De Voorzitter verklaart zich geheel accoord met het gesprokene
door den heer Kussaarts.
De heer Vermaat merkt op,dat er voor werkverschaffing subsidie
wordt gegeven en voor het afdoen der rogge niet,zoodat hij direct
geen voordeel ziet in een gemeentelijke exploitatie.
De heer Goris zegt van verschillende pachters gehoord te hebben,
dat de rogge reeds gegund is.Hij vraagt of de Raad thans nog het
recht heeft in tegenovergestelden zin te beslissen.
De Voorzizter antwoordtdat het recht van gunning slechts aan
den Raad toekomt en dat de Notanis,te wiens overstaan de ver
pachting heeft plaats gehad,geen bevoegdheid heeft de verpachting
te gunnen.
De heer Verswij ver vraagt welke loonsvoorwaarden zullen gelden,
wanneer de gemeente de rogge zelf afdoet.Hij heeft den Voor
zitter een bedrag hooren noemen van 2,-.Bij een dergelijk
loonbedrag zal de gemeente in conflict komen met de collectieve
arbeidsovereenkomst voor de landbouwbedrijven in deze gemeente.
Waar het afdoen der rogge niet als werkverschaffing wordt be
schouw^., hoopt hij„dat eenzelfde loon zal worden uitbetaald,als
in de particuliere bedrijven.
De Voorzitter antwoordt,dat de heer Verswij ver blijkbaar de
uiteenzetting van spreker niet goed heeft begrepen.Hij meent,
het afdoen deze rogge het best aan de Heide Maat schappij te