26-5-1933. handeling der verordening. Art.l der instructie geeft tot geen op- of aanmerkingen aan leiding. Na voorlezing van art.2 merkt de heer Rens op,dat hij er voor is wat "de barpaling van armlastigheid"£etreft,dit te doen wijzigen door dat te doen bepalen door Burgemeester en Wet houders in overleg met het hoofd van den geneeskundigen dienst en niet door het burgerlijk armbestuur,terwijl alsdan ook be- roepsrecht moet worden toegekend,b.v.op den Raad. De Voorzitter zegt,dat het recht van beroep van de beslissing van het burgerlijk armbestuur in deze geschied op Burgemeester en Wet houders. Het Dagelijksch Bestuur heeft dit artikel in den breede bekeken en Burgemeester en Wethouders zullen aan de voor gestelde redactie de hand houden,omdat geen enkel/é oolle&e beter over de armlastigheid kan oordeelen dan het Burgerlijk Armbe stuur De heer Rens merkt op,dat het laatste juist is,zooals de Voor zitter dat zegt,doch hij wil zijn standpunt in deze nog eens nader uiteenzetten.De Raad heeft geen zeggingschap in de be moeiingen van het Burgerlijk Armbestuurzoodat de Raad in deze heelemaal geen inaicht heeft over den gang van zaken bij dat bestuur.De Raad moet alleen de gelden beschikbaar stellen,zoodat de Raad ook wel eens wat te zeggen mag hebben over de wijze hoe de gelden worden besteed.Hierom acht hij het onverantwoordelijk voor een lid van den Raad om aan het geredigeerde artikel zijn stem te geven. De Voorzitter merkt op,dat de verloskundige niet uit de kas van het burgerlijk armbestuur wordt betaald,doch uit de gemeentekas. Art.2 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De artikelen 3,4 en 5 worden onderandsrd gearresteerd. Bij artikel 5 merkt de heer Vermaat op,dat hij gaarne in de instructie zou willen vastleggen het maximum aantal verlossingen dat de verloskundige gratis moet doen voor haar uitgetrokken

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1933 | | pagina 116