Q
39-4-19 33. °Z -•
aan den gang zou zijn geweest.En spreker is volkomen tot die be
wering gerechtigd,omdat zulks toch ook juist is.
De Heer Mocïa zegt echter nog meer te willen zeggen en zou nog
even over de daianuziek willen spreken.Spreker merkt op,dat hem
ter oore is gekomen,dat de Burgemeester na het besluit van den
Raad,in welke vergadering spreker niet tegenwoordig was,en
waarbij besloten werd het aantal dansdagen uit te breiden,naar
de Geestelijkheid i3 gegaan en toen zijn pad heeft willen
schoonvegen,door daarvan de verantwoordelijkheid op den Raad
te schuiven.Dit noemde spreker in ieder geval huichelen.
De Voorzitter zegt zich hierover niet erg druk te zullen maken,
doch wenscht in deze raadzaal door niemand als huichelaar te
worden weggezet.Hij beleedigt niemand,doch wenscht ook niet be-
leedigt te worden.Spreker heeft na de eerste raadsvergadering,
waarbij de Heer Moors wel tegenwoordig was,troen het beginsel
besluit in zake de dansdagen werd genomen,den Pastoor medege
deeld hoe het was afgeloopen en dit mocht spreker gerust doen,
wijl zulks toch in het openbaar was behandeld.Alstoen heeft
spreker gezegd,dat de Raad dit be3iuit tad genomen en daarvoor
dus ook de verantwoordelijkheid had te dragen.Spreker heeft in
dezelfde vergadering gezegd,dat de caféhouders van hem nooit
dergelijke dansdagen zouden bijkrijgen en bij die meening blijft
spreker. Als men aan hem de beslissing had gelaten .-over het
adres,dan had men nooit deze dagen bijgekregen.Spreker behoeft
zijn pad niet schoon te vegen,want hij draagt niet de verant
woordelijkheid in deze.
De Heer Daverveldt wenscht uitdrukkelijk in de notulen aange-
teekend te zien,dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor
de werkv3 rschaffing op zich neemt,te meer niet,omdat hij er als
Raadslid niet heeft mogen komen.
De Voorzitter wijst er den Heer Daverveldt op,dat hij straks
voornamens zou zijn besprekingen te openen om een oommissie te
benoemen,die toezicht kan uitoefenen over het werk bij de werk
verschaffing.