VII. SCHRIJVEN VAN DEN HEER COMMISSARIS DER KONINGIN,d.d.34 Maart 1933,IN ZAKE DE VASTSTELLING DER VERORDENING REGELENDE DE EISCHEN VAN BENOEMBAARHEID EN BEZOLDIGING DER VELDWACHTERS MET VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS. De Voorzitter leest in categorische volgorde het schrijven van den Heer Commissaris der Koningin voor. De artikelen 3 en 4 worden geheel gewijzigd volgens bovengenoemd schrijven ARTIKEL Sv. Na voorlezing zegt de Voorzitter,dat de meerderheid van het College voorstelt om op de overweging van den Heer Commissaris der Koningin in te gaan,zoodat kindertoeslag zal worden toege kend bij het derde kind tot achtlenjarigen leeftijd.De minder heid van het Dageliiksch Bestuur is er voor de bestaande kinder— toeslagregeling bij overgangsbepaling in de verordening neer te leggen,zoodat kindertoeslag zal worden toegekend vanaf het eerste kind tot zestienjarigen leeftljd.Spreker is de minderheid in deze en vindt het onbillijk,dat in een jaar tijds de desbe treffende titularissen f. 160,- minder aan kindertoeslag zullen genieten en tevens een salarisvermindering ad f.48,-,zijnde in tot aal f308 De Heer Moors zegt,dat hij voor de overweging is van den Keer Commissaris der Koningin.Hij acht de jaarwedden der veldwachters voldoende en trouwens de dienst dier personen acht hij niet te zwaar.De veldwachters steken ver boven iedereen uit en genieten heel wat meer inkomen dan een gewoon arbeider.Een kindertoeslag regeling tot 18 jaar vindt hij bovendien bespottelijk. De Heer Baverveldt zegt het In deze volkomen eens te zijn met den Heer Moors. De Heer Hussaarta zegt er tegen te zijn om de kindertoeslag regeling tot het achttiende jaar uit te breiden vanaf het eerste kind.Hij zegt voor een maximum leeftijdsgrens te zijn van 16 jaar. De Voorzitter merkt op,dat het schrijven van den heer Commissaris der Koningin geen imperatief voorschrift inhoudt,doch dat dit

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1932 | | pagina 95