81 29-4-1933. /frU '2. Voor een tusschentijas verleende vergunning zijn slechts zoo veel vierde gedeelten van het vergunningsrecht verschuldigd als er kwartelen in het vergunningsjaar over zijn,met dien verstande, dat een gedeelte van een kwartaal voor een geheel geldt. 3. Het vergunningsrecht is verschuldigd door den houder der vergunning. Artikel 6. 1. De schatting van de huurwaarde der localiteiten,waarvoor een vergunning als in artikel 1 of 2 is verleend,geschiedt jaar lijks door Burgemeester en Wethouders,na Ingewonnen schriftelijk advies van een door hen aan te stellen deskundige. 3. Burgemeester en Wethouders stellen,op grond van die schatting, den aanslag vast en brengen dezen onmiddellijk ter kennis van den belanghebbende. Artikel 7. De invordering van het vergunningsrecht geschiedt overeenkomstig de verordening op de invordering van heden. Artikel 8. Indien de houder van een vergunning bij schriftelijke,door hem onderteekende,verklaring afstand doet van de vergunning,worden van het vergunningsrecht aan den vergunninghouder op zijn ver zoek zooveel vierden teruggegeven,als het aantal kwartalen be draagtwaar in van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt.Ge lijke teruggaaf geschiedt aan de rechtverkrijgenden,indien de vergunninghouder overlijdt en het bedrijf niet ingevolge art.37, twaadx lid der Drankwet,Staatsblad 1931.Ho.476,wordt voortgezet; indien de overschrijving van de akte der vergunning ten name van den overlevenden echtgenoot of een der kinderen van den over leden vergunninghouder na 30 April wordt geweigerd en deze vóór dien dag het vergunningsrecht heeft betaald,alsmede indien het besluitwaarbij de vergunning is verleend,door de Kroon is ver nietigd. Artikel 9. Deze verordening treedt in werking op 1 Juni 1933,cp welk tijd-

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1932 | | pagina 90