tijd in het werk te kunnen houden, zal het noodig 2ijn nog een
gedeelte der pendenkooij te ontginnen.De Hoofdopzichter der
Heide Maatschappij heeft bericht,dat de kosten hiervan ongeveer
1000,- plus 300,- voor onvoorzien per H.A.zullen bedragen.
In verband met de groote uitgaven voor werkverschaffing merkt
hij op, dat het mogelijk wel wenschel ijk zou zijn, voor dezen
crisistijd een geldleening op korten termijn af te sluiten,ten
einde hieruit ae noodige uitgaven te kunnen bestrijden .'Doet men
dit niet,alsdan zal alles uit de belastingen moeten gevonden
worden, hetgeen 2. i. niet billijk is.
Wethouder Mel sen acht het aangaan van een geldleening nog niet
direct noodzakelijk,wij 1 de gemeente toch een gedeelte dezer
uitgaven terugkrijgt als subsidie van hst Rijk en alsdan weder
over vol'doende middelen zal beschikken.
Na e enige ai sous si e wordt zonder hoofdelijke stemming besloten
alsnog 4 H.A.der Eenaenkooij te laten ontginnen en hiervoor
een suppletoir srediet te verleenen van 4000,-.
De Voorzitter doet hierna mededeeling van een schrijven van
Heeren Gedeputeerde Staten,d.d.10 Februari 1932,waaruit blijkt,
dat dit College het ingezonden besluit d.d.2 Januari 1932,tot
wijziging der begrooting dienst 1931,niet kan goedkeuren,wijl
ook de Minister gésn rijkssubsidie in de uitksering aan werk-
loozen over het tijdvak van 24 - 31 ^eoamber 1931 heeft verleend.
De Voorzitter merkt op, dat voor deze kwestie een oplossing zal
moeten worden gevonden,wijl anders het toen fungeerend gemeente
bestuur deze uitgaaf ad 224,- zal hebben te betalen.Het komt
Burgemeester en wethouders, in overleg met den accountant,het
meest gewen acht voor het subsidie van het Burgerlijk Armbestuur
met 250,- te vsrhoogen, zoodat dire instelling deze uitgaaf
alsdan voor hare rekening kan nemen,waar dit zuiver als een
geldelijke bedeeling kan beschouwd worden en niet als een steun
regeling.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.