18-3-1832. stela onderzoek is komen vast te staan, dat daze ontginning op de juiste wijze geschiedt,hetgeen ook door Wethouder Moors,dis bij dat onderzoek tegenwoordig was, is beaamd. Verder schrijft deze Hoofdopzichter,dat hij bereid is met de personen,die meenen,dat de ontginning niet juist geschiedt, ter plaatse te oonfereeren. Deneer Verswijvsr zegt hiertoe gaarne bereid te zijn,wijl bij eventueels fouten de gemeente in de toekomst een strop heeft. Hierna brengt hij in het midden da uitbetaling van vorstverlet aan de arbeiders,welke werkzaam zijngeweest in den Zuidpolder. Eenigen dezer zijn voor vorstverlet uitbetaald,anderen weer niet. De Voorzitter merkt op,aanvankelijk van plan te zijn geweest zelf een voorstel te doen om al deze menschen vorstverlet uit ts betalen.In verband met de bekogeling der diverse ingekomen adressen van het werkliedenverbond is hij echter op zijn voor nemen teruggekomen.Een welwillend mensoh kan men op dsn duur steeg maken en dat wordt spreker door de verzoekschriften; daarom dost hij nu dit voorstel niet om die vergoeding alsnog uit te betalen.Hij zegt,dat bij de bseindiging der werkzaamheden in den Zuidpolder 10 dezer werkloozen aan de Eendenkooij zijn te werkgesteld, terwijl de 4 overigen op het werk in de Postbaan zijn geplaatstHe opzichter aan de Eendenkooij had echter voor deze mensoh en nog geen werk, wijl de voorbereidende werkzaamheden nog niet ver genoeg waren gevorderd,en heeft hen derhalve niet geaccepteerd.Daags daarna zijn deze personen toen echter te werk gesteld. De 4 aangewezen werkloozen voor de Postbaan konden aldaar niet werken tengevolge van de ingetreden vortsperiode, zoodat zij als to en uitbetaald zijn geworden wegens vorstverlet. Dit is'echter niet het geval geweest met hen, die voor de Eenden kooij waren aangewezen; zij toch hebben gedurende 1 dag niet gewerkt,omdat er vb or hen geen werk was en niet tengevolge van de vorst.De Raad moet nu maar uitmaken,ofnook aan deze laatsten eenige vergoeding zal worden gegeven. Wethouder Mel sen merkt op, dat het in deze werkloozen betreft

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1932 | | pagina 77