27-1-1932. eenvoudig. De Heer Daverveldt vraagt of de Voorzitter als onpartijdig leider zijn meenig over deze kwestie wil zeggen en hoe hij over deze zaak denkt. De Voorzitter zegt,dat hij zich als Voorzitter van den Raad huiten dergelijke kwestie's wenscht te houden.Dat heef$ hij tot op heden gedaan,al wordt er dan ook zijdelings geïnsinueerd, dat spreker er aohter zit.Wat zijn meening in deze betreft,die heeft spreker reeds gegeven in de vergadering van 20 November 1931,hetwelk blijkt uit de passage in de desbetreffende notulen, waarvan de Voorzitter voorlezing geeftSpreker acht deze zaak absoluut niet in het algemeen belang en door dergelijke zaken wordt de verhouding in den Raad maar verscherpt,waarom hij meent buiten deze kwestie te moeten blijven. De Heer Daverveldt vraagt,waarom de Voorzitter buiten dit alles wenscht te blijven. De Voorzitter zegt,dat zulks nog al vrij duidelijk is.De Heer Daverveldt zou hetzelfde doen als hij hier de leiding had en een strikt onpartijdige houding wenschte aan te nemen.Het gaat hier persoon tegen persoon en daar mengt spreker zich niet in, dat kan en mag hij niet doen als onpartijdig Voorzitter, het voorstel van den Heer Hussaarts om beroep aan te teek enen ingevolge artikel 28 der Gemeentewet, tegen het besluit van Heeren Geaeput eerde Staten van Noordbrabantwaarbij de schorsing van den Heer Rens is opgeheven,wordt aangenomen met vijf tegen vier stemmen.Voor stemden de Heeren Goris,Hussaarts,Oberbeeke, de Crpm en DaalmansTegen stemden de Heeren Verswijver,Daver veldt,Mel sen en Moors. De Voorzitter zegt,dat tengevolge van deze beslissingeen defi nitief raadsbesluit zal moeten worden vastgesteld en een broep- schrift aan H.M.de Koningin.Spreker zegt,dat Burgemeester en Wethouders,als uitvoerders van het gevallen raadsbesluit, deze concepten aanbieden .Geschiedt zulks, dan is de zaak ook formeel

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1932 | | pagina 36