Staatsleening 1931. Beheer -naaimans vraagt wat de waarde zal zijn van het Zwart ven, als deze grond ontgonnen is. De Voorzitter antwoordtdat men daarvan geen rentabiliteit moet verwachten,wijl daarvoor de ontginningskoeten te hoog zijn. De heer Baaimans vraagt of de eigenaren genegen zijn deze ter reinen na ontginning terug te koopen; spreker ziet geen heil in den aankoop van het Xwart ven,wijl dit naar zijn meaning bijna geheel/waardeloos is. De Voorzitter antwoordt,dat het hem niet bekend is,of de eige naren deze gronden terug willen koopen. De heer de grom geeft in overweging,dat de oommissie voor de werkverschaffing eerst de terreinen op de Eendenkooij zal be kijken en daarna zal trachten met de huurders een overeenkomst te treffen.Gelukt dit,dan zouden deze gronden voor ontginning kunnen worden gebruikt en behoeven geen andere gronden te worden aangekocht De heer Hussaarts geeft hierna een uiteenzetting van de ontgin ning van het Zwart ven en zegt,dat het in de eerste plaats er om gaat,om de mensohen werk te geven.x^ij het nagaan van ^ijn plan,komt hij echter tot de conclusie,dat er op het Zwart ven slechte betrekkelijk weinig mensohen geplaatst kunnen worden. Aankoop hiervan acht hij dan ook niet juist.De meest gewenschte oplossing zal zijn huurontbinding met de huurders der Eenden kooi j te verkrijgen,waarvoor een schadevergoeding zou kunnen worden uitgekeerd.Hij merkt op,dat het toch niet noodig is alle terreinen tegelijk te ontginnen,zoodat voorloopig mogelijk met een enkele huurontbinding; zou kunnen worden volstaan. De heer Rens betreurt het dat omtrent deze aangelegenheid reed zoo direct een beslissing moet worden genomen.Ook spreker ver klaart zich tegen het invoeren eener steunregeling.doch er zal iets moeten gebeuren om de menschen te helpen.Spreker zou het meer inhet belang van een goeden gang van zaken gevonden hebben

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1932 | | pagina 125