0 9-5-1932. iCMU er niets meer van weet,zal hij zijn stem daarvoor niet uitbrengen. De Voorzitter merkt op,dat over hetgeen in de vorige vergadering betreffende de ontginning is gezegd,de Heeren der Helde Maat schappij absoluut niet te spreken zijn.Zij hebben spreker dan ook medegedeeld,dat de Heeren Raadsleden hunne in de vorige vergadering geuite beweringen maar eens buiten deze zaal moeten herhalen,ten einde hen ter verantwoording te kunnen roepen.De Heide Maatschap pij heeft haar naam hoog te houden en dien naam laat ze niet voor een werkje als het onderhavige te grabbel gooien.Men kan hier wel gedurig alle mogelijke klachten ter tafel brengen van "men zegt" enz.,doch de Heeren moeten niet met loaae beweringen in den Raad komen; wat men zegt,moet men kunnen bewijzen.Hst Gemeentebestuur heeft die Maatschappij mededeeling gedaan van de geuite klachten, zonder namen te noemen en nu zal een Inspedteur of Hoofdinspec teur dier Maatschappij een onderzoek instellen. De Heer Daverveldt merkt op,dat het daar miet om gaat.Het gaat er bij hem slechts om,dat de Raad In deze verantwoordelijk is, terwijl de Raadsleden niets van het werk gezien hebben.Hij zegt niet te beweren,dat het werk slecht uitgevoerd wordt; dit kan hij niet zeggen,omdat hij er niets van gezien heeft. De Voorzitter deelt mede,dat de Heide Maatschappijals uitvoer ster dezer werken,uitdrukkelijk er op aangedrongen heeft niemand op het werk toe te laten,dan onder geleide van den Burgemeester of het College van Burgemeester en Wethouders.Men heeft dit uit drukkelijk bedongen om all^geloop te voorkomen.De Heide Maatschap pij zegt zelf,dat het werk niet beter uitgevoerd kan worden dan thans plaats heeft.Den Heer Daverveldt merkt hij op,dat de werk verschaffing automatisch is doorgegaan,wijl Burgemeester en Wet houders nog over het noodige crediet be schikten.Dit is derhalve volkomen juist; anders zouden Burgemeester en Wethouders wel bij den Raad zijn gekomen met een nadere craiietaanvrage De Heer Rans herinnert er aan,dat,toen hij indertijd de stukken voor den aankoop der z.g.Eendenkooij zag,heeft hij direct gezegd,

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1932 | | pagina 109