it - 9- me
heeft het Gemeentebestuur het armbestuur opgedragen te willen
zo rgdragendat op de begrooting voot het komende jaar voor het
presentiegeld geen ppst meer zou worden uitgetrokken.Aan deze
opdracht is blijkens de ingediende begrooting geen gevolg ge
geven. Spreker vindt het onjuist,dat een bestuur van een gemeen
telijke instelling aan dat schrijven geen gevolg heeft gegeven,
waar die instelling werkt onder de verantwoordelijkheid van
Burgemeester en Wethouders en de Raad in eerste instantie het
goedkeuringsrecht bezit over de begrooting,derhalve de bevoegd
heid bezit bepaalde posten te schrappen of andere pp de begrooting
te brengen.Was gevolg gegeven aan die opdracht,dan hadden al
deze discussie's kunnen voorkomen worden.Zoo spreke» er tegen
aankijktgaat het om de machtspositie en deze berust uitsluitend
bij den Raad en niet bij het Burgerlijk Armbestuur,Over de toe
kenning van presentiegeld zelf,wil hij zich niet uitlaten,dit
moet de Raad beoordeelen.
De Heer Hussaarts spreekt de hoop uit,later zijn loon te ont
vangen voor het werk,dat hij voor de armen doet.
De Heer Vermaat merkt Wethouder Melsen op,dat het presentiegeld
als lid van den Raad niets heeft uit te staan met dat van het
Burgerlijk Armbestuurzoodat deze vergelijking in geen enkel
opzicht opgaat.Spreker vraagt of de werkzaamheden van het Bur
gerlijk Armbestuur dan zoozeer vermeerderd zijn,omdat het aantal
vergaderingen zoo is opgevoerd.
Wethouder Melsen beantwoordt deze vraag bevestigend en zegt,dat
alle vergaderingen minstens 2 uren duren,zoodat verschillende
leden in deze moeten verlet ten, waarvoor toch wel een kleine ver
goeding mag worden uitgekeerd.Spreker zegt,dat dit presentiegeld
wordt bestreden uit het subsidie der gemeente en dat de armen
hierdoor geen nadeel ondervinden.
De Heer Rens merkt op,dat,aan de hand der laatste mededeeling
van Wethouder Melsen het genieten van eenige gelden door een
lid van den Raad,tevens lid van het Burgerlijk Armbestuur, in