1 O 1 f wordt het presentiegeld toch uit dezelfde beurs betaald als dat van de leden van den Raad,die voor 15 vergaderingen toch 37,50 ontvangen,terwijl de leden van dit Armbestuur voor eenzelfde aantal vergaderingen slechts 10,- ontvangen.Wanneer dit presentiegeld geschrapt moet worden,had hij mogen verwachten, dat de Commissie van onderzoek ook met een voorstel zou gekomen zijn tot het niet meer toekennen van presentiegeld voor het lidmaatschap van den Raad,omdat ook dit presentiegeld uit de zelfde gelden der gemeente wordt betaald,als dat voor het Bur gerlijk Armbestuur.Om alle onaangenaamheden te voorkomen,zou g spreker den Raad in overweging willen geven niet op het voorstel der Commiaeie te schrapping van het presentiegeld over te gaan. De Heer Rens merkt op,dat indertijd door de Begrootingscommissie, die alstoen bijna uit dezelfde personen bestond,is voorgesteld ook het presentiegeld voor de leden van den Raad te schrappen, doch dat dit voorstel geen meerderheid heeft mogen hinden.Hie rna zet de Heer Rens het standpunt der Commissie uiteen en merkt op, dat de functie van lid van het Burgerlijk Armbestuur is en blijft een werk van liefdadigheid.De gelden,welke als presentie geld worden uitgekeerd,behooren aan de armen toe en daarom vindt hij het onbehoorlijk,in verband met het in de vorige ver gadering gevallen Raad sb es luit, dat het Armbestuur op zijn be grooting nog een post voor presentiegeld heeft uitgetrokken.De vermeerdering der werkzaamheden legt in deze geen gewicht in de schaal om die gelden toch toe te kennen.Als spreker lid van dat bestuur was,zou hij zich schamen om een dergelijk bedrag uit de armenkas te ontvangen.Dit voorstel is een bewijs,dat de Commissie getracht heeft zooveel mogelijk bezuiniging te ver krijgen. De Voorzitter wil in het kort even deze zaak uiteen attten.In de vorige Raadsvergadering werd het rappmfct der Rekeningscommissie behandeld,terwijl alstoen,na voorlezing,de conclusie's van dit rapport zonder hoofdelijke stemming werden vastgesteld.Hierna >S J r

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1930 | | pagina 116