wat betreft het verplicht aansluiten bij een werkloozenkas aan
de beoordeeling van den Raad aal worden overgelaten.
De Heer Vermaat aegt in beginsel er voor te zijn de werkver
schaffing op te heffen.In den afgeloopen winter heeft,in verband
met de strenge vorst,ook geen werkverschaffing plaatsogehad,
doch de werklooaen hebben alstoen steun ontvangen.Spreker acht
aulks veel beter.Ieder jaar is gebleken,dat bij aanstelling
voor de werkverschaffing onjuistheden hebben plaats gehad door
personen aan te steilen,die het niet zoo hard noodig hadden.
Daarom is spreker voor opheffing der werkverschaffing en is het
alsdan noodzakelijk,dan kan ondersteuning is geld plaats hebben.
Spreker maakt er een voorstel van om de werkverschaffing op
te heffen,welk voorstel niet wordt gesteund,zoodat het geen
onderwerp van bespreking kan uitmaken.
Hierna leest de Voorzitter de nieuwe redaotie voor van artikel
2 der verordening.
Na deze voorlezing merkt de Heer Hussaarts op,dat bij aanneming
van dit voorstel de arbeiders,die op de heide-ontginningen
worden tewerkgesteld minder zullen verdienen dan de werklooaen,
die aan de wegen en waterleidingen werkzaam zijn.Spreker vi$dt
dit niet billijk en stelt hierom voor ae redactie dusdanig te
wijzigen,dat de kindertoeèlag komt te vervallen.Dit voorstel
wordt gesteund door de Heeren de Grom,Plompen en Wethouder
Jacobs.
Hierna wordt dit voorstel in stemming gebramht.
Tijdens de stemming merkt de Heer van Lafcwijk op,dat het niet
goed is het loon op eenzelfde niveau te brengen als in het
collectief oontract is bepaald,wijl het tooh sleohts werkver
schaffing betreft.
De Voorzitter antwoord^dat de discussie over dit punt is gesloten
De Heer Rens brengt in het midden,dat slechts weinig gelegenheid
is gegeven om hierover het woord te voeren.Ook spreker zou nog
gaarne het een en ander bespreken.Hij zegt zich geheel met de
7.