y f y. -ij O o A> t o De Heer Plompen zegt er voor te zijn,dat Hertogs de woning verlaat en dat Aarden die woning gaat bewonen,zoodat hij het in deze eens is met den Heer Hussaarts. Wethouder Jacobs merkt op,dat hij een tijdelijke verlenging, niet juist acht^omdat er een definitieve oplossing moet komen, zoodat tooh voorzeker in deze een termijn gesteld dient te worden. De Heer Rens zegt,dat hij het door den Heer Hussaarts gezegde niet juist acht,omdat alstoen niet gesproken is over de aan stelling van een nieuwen bode en evenmin over de aanvrage om ontheffing van de instructie voor de veldwachters tot het doen van bodediensten. De Voorzitter brengt in het midden,dat de Heer Rens hem persoon lijk in ziin kamer verzocht heeft te willen mededeelen of door den Voorzitter reeds ontheffing van ds instructie voor de veld wachters was aangevraagd voor het doen van bodediensten,waarop door hem alstoen is geantwoord,dat zulks nog niet had plaats gehad,omdat hij eerst de begrooting terug wenschteuit 's Bosoh. De Heer Rens spreekt zulks tegen en zegt,dat het de bedoeling is geweest de veldwachters sen toelage te geven voor het ver richten van bodediensten,terwijl de Commissie niets is mede gedeeld om ontheffing aan te vragen van de instructie De Voorzitter merkt op,dat de Heer Rens hem persoonlijk Omtrent de aanvrage van ontheffing der instructie voor de veldwachters in zijn kamer gesproken heeft,zoodat hij verder in deze op de mededeeling van den Heer Rens niet zal ingaan. Hierna stelt Wethouder Jacobs voor den gewezen gemeentebode L.Hertogs daar te laten wonen zoolang de toestand van Aarden zoo blijft en in afwachting van dezen toestand een crediet te verleenen om een tijdel ijken bode te benoemen. De Voorzitter vraagt of de Raad zich vereenigen kan met het oorspronkelijk voorstel van den Heer Vermaat om Hertogs daar te laten wonen tot 1 Juli,ten einde alsdan een definitieve

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1929 | | pagina 33