299 /f met. ds noodig geachte verhoogingen van eenige uitgaafposten. Uwe Commissie wil in deze speciaal wijzen op de kosten van het bijzonder lager onderwijs.Voor het jaar 1938 is dienaangaande zuiver ten laste aer gemeente gebleven 537188,terwijl de raming dezer uitgaven voor het jaar 1S30 is gebracht op 8024,86Eveneens is de post voor het Hijverheidsonderwijs van 700,- op 1000,- gebrachtAlleen voor deze onderwijs uitgaven is in totaal 2952,78 meer geraamd.De posten dezer twee afdeelingen van Hoofdstuk VIII zijn nooger geraamd,omdat gedurende het jaar 1928 geen verrekeningen dienaangaande van anders gemsenten zijn ingekomen,welke afrekeningen nu vermoede lijk ten laste van het dienstjaar 1930 zuilen worden gebracht Bij deze meerdere uitgaven komt nog het nadeeiig saldo der rekening 1928 ten bedrage van 2384,-,hetwelk ook in de be grooting dienst 1930 is verwerkt geworden niettegenstaande deze vermeerdering van uitgaven ten bedrage van 5336,78 is het aan het gemeentebestuur toch mogen gelukken bij het opmaken dezer begrooting de belasting op eenzelfde niveau te kunnen handhaven. Resumeerende komt Uwe Commissie tot de conclusie,dat de concept- begrooting 1930 getuigt van een zuinig te voeren beheer,waarvan bereids door het Dagelijksch Bestuur blijken zijn gegeven bij de voor het jaar 1928xgedane uitgaven,welke uitgaafposten nog onlangs door Uwe Commissie zijn gecontroleerd. ANTWOORDRAPPORT BURGEMEESTER EN WETHOUDERS. Algemeene beschouwingen. Het ontstaan van het nadeeiig saldo van den dienst 1928 ad 2384,-,de eerste post waarmede ds begrooting 1930 aanvangt- is voldoende uiteengezet in het rapport der Oommissievan onderzoek der rekening over evengemisld dienstjaar. Waar verwacht wordt,dat verschillende afrekeningen met anders gemeenten,ingevolge de artikelen 86 en 104 der Lager Onderwijs- wetpten lasts van het dienstjaar 1830 zullen komen,zijn deze posten verhoogd moeten worden,terwijl de post voor het Nijver-

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1929 | | pagina 134