163^ wat §ij gevraagd heeftdoch daar kan hij tevreden mee zijn. Mej.Theuns zegt nogmaals,dat «ij er optegen is,de bodediensten door het dochtertje van Hertogs te laten verrichten,doch zij stelt tevens de vraag,wie alsnu de bodediensten zal moeten doen. Zij merkt op,dat de Voorzitter van den beginne had moeten zeggen,dat het vervullen van bodediensten door de veldwachters niet mogelijk is,terwijl de Voorzitter gezegd heeft de bode diensten door de veldwachters te laten doen.Als vrouw meent zij in het midden te moeten brengen,dat feij goed kan begrijpen, dat iedere vrouw er tegen zou zijn,wanneer zij een vrije woning heeft,een dergelijke woning achter het gemeentehuis te betrek ken, waar deze absoluut niet vrij is.Mogelijk zullen wij dien aangaande nog een nadere voorziening moeten treffen en die woning moeten verbouwen.Zij blijft in deze bij hare meening, dat,wanneer zooveel medewerking was verleend,als er nu tegen werking plaats heeft,dat deze bezuiniging dan wel zou gelurkt zou zijn. De Heer Pens zegt,dat hij het volkomen eens is met het gesprokene van Mej .Theuns, terwijl hem geheel deze zaak duister toeschijnt. De Voorzitter heeftgezegd,dat de bode wel gemist zou kunnen worden an nu komt men hier met een voorstel om de bodediensten aan een ander op te dragen. De Voorzitter zegt, dat hij bij zijne meening blij ft, dat de bode gemist zou kunnen worden,wanneer de veldwachters dergelijke diensten zouden kunnen doen,hetgeen blijkt uit de beslissing van den Commissaris der Koningin,dat zulks niet mogelijk is. Verschillende stukken kunnen per post verzonden worden,doch een bode zal steeds onmisbaar zijn om bepaalde vergunningen uit te reiken,waarvoor leges dienen geïnd te worden,terwijl bovendien stukken,de Dienstplicht betreffende,persoonlijk dienen te worden uitgereiktSpreker heeft in deze gedaan,wat hij heeft kunnen doen,doch dat die zaak zoo loopt,dat kan hij nie$ helpen.Hij merkt op,dat hij bij zijne meening blijft en volgaarne tot die

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1928 | | pagina 39