,L 238^
Namens het Dagelijksch Bestuur doet de Voorzitter het voorstel
om een subsidie te verleenen tot een maximum van 100,-,onder
uitdrukkelijk beding, dat de meerdere opbrengst dan dit bedrag
voor het gebruik van het noodslachtgebouw in mindering van het
maximum subsidiebedrag zal worden gebracht.Aan de voorwaarde,
gesteld door het Bestuur dier ver zekering,om binnen 35 jaar
geen toestemming te verleenen tot het bouwen van een tweede
noodslaohtplaats, zal alsnog toegevoegd moeten worden deze be
paling: "Indien geen wettelijke bepalingen wijziging in dien
termijn noodzakelijk maken."
De Heer Hussaarts betwijfelt of men de menschen wel een dienst
zal bewijzen door dit subsidie te verleenen,want door de tot
standkoming van dit gebouw komt er natuurlijk meer voorwaar
delijk goedgekeurd vleesch te koop en het meerendeel der
menschen heeft een afschrifk van dit soort vleesch.
De Heer Jansen merkt op, zeer voor de totstandkoming van dit
gebouw te zijn, terwijl het een onderlinge verzekering betreft
en hij verwacht,dat van dit vleesch ruimschoots gebruik zal
worden gemaakt.
De Heer Vermaat brengt in het midden,dat het een zaak voor de
toekomst is of het noodslachtgebouw wel opgang zal maken.Sprekei
vreest dit echter.
Wethouder Mel sen meent,dat de stichting van een noodslacht-
gebouw vooral geschiedt om van de voorwaardelijk goedgekeurde
slachtdieren zooveel mogelijk te maken als er van te maken
valt en ook om de minder gegoede personen in de gelegenheid te
stellen goedkoop vleesch te koopen.
Wethouder Jacobs vraagt of het de bedoeling is,dat de uit nood
gedoode en gestorven paarden ook in dit gebouw moeten worden
afgeslachtDeze paarden worden steeds naar Bergen op zoom ver
voerd en spreker vreest,dat dit vleesch hier niet geconsumeerd
zal worden.
De Voorzitter antwoordtdat het wel de bedoeling is van de