ten uitgegeven; dat volgens de door ïïeeren Gedeputeerde Staten vastgestelde rekeningen in drie soortgelijke gemeenten de gemiddelde kosten van instandhouding per leerling hebben bedragen 7.50; dat over het jaar 19 25 een gemiddeld getal leerlingen ad 249 voormelde R.K.Jongensschool heeft bezocht; dat over gemeld jaar aan voorschot in die kosten is uitbetaald 1000,-,terwijl aan schoolgeld moest ontvangen worden 1018,60,welk bedrag ook inderdaad door het Schoolbestuur is geïnd geworden; Gelet op art.103,4e lid der Lager Onderwijswet 1920; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; Besluit: 1. De kosten van instandhouding, ingevolge art.103 der Lager Onderwijswet 1920, over het jaar 1925 ten behoeve der Bijz.R.K. Jongensschool,te Roogerheide,vast te stellen op 7,50 per leerling; 2. Te bepalen: dat aan gemeld Schoölbsstuur over voornoemd jaar moet worden uitgekeerd 249 x 7,50 is 1867,50, terwijl aan voorschot op die kosten is uitbetaald 1000,- en aan schoolgeld is ont vangen 1018,60 derhalve in totaal voor de kosten van instand houding is genoten 2018,60; dat over gemeld jaar in de gemeentekas moet worden terugge stort het verschil tusschen 2018,60 en 1867,50,zijnde 151,10 (een honderd een en vijftig gulden en tien cent),welk bedrag op het voorschot voor 1927 zal worden ingehouden. De RAAD der Gemeente WOENSDRECHT Overwegende: dat het bedrag der kosten van instandhouding ten behoeve der I R.K. MEISJESSCHOOL, TE FOOGERTteIDE, uit gekeerd bij voorschot over het jaar 1935,definitief moet worden vastgesteld; dat,nu in deze gemeente geen openbaar onderwijs meer wordt gegeven,dat bedrag moet worden bepaald naar het gemiddelde der

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1927 | | pagina 7