cj 9 7
verschaffing in het leven kan roepen,door b.v.werken voor de
gemeente te laten verrichten.
De Voorzitter zou niet weten,welk werk voor de gemeente zou
uitgevoerd kunnen worden,omdat de gemeente geen eigendom bezit.
Alleen aan de wegen zouden enkele oude werkloozen te werk kunnen
worden gesteld.
Wethouder Mel sen merkt op, dat hij zich volkomen met het voor
stel van den Voorzitter kan vereenigen.
De Heer Rens vraagt nogmaals of ook de kleine mensohen van deze
regeling zullen kunnen genieten.
De Voorzitter merkt op,dat ook de kleine menschen van deze
regeling zullen kunnen profifceeten.Zijn bedoeling is aan een
enkeling,die voor zich zelf werk heeft te verricht en,natuurlijk
geen subsidie te verleenen,omdat daarop geen controle is uit
te oefenen.
De Heer Rens brengt in het midden,dat de laatste mededeeling
van den Voorzitter geheel in strijd is met zijn ideëan,omdat
hij meent,dat door aan deze aeschen subsidie te verleenen,woeste
gronden productief worden gemaakt en hierdoor in de toekomst
de werkloosheid wordt bestreden.Spreker acht het verkeerd de
kleine menschen uit te sluiten.
De Voorzitter zegt,dat hij in beginsel geen bezwaar heeft der
gelijke personen subsidie te verleenen,mits er een controleur
van gemeentewege wordt aangesteld,omdat in het afgeloopen
seizoen gebleken is,dat controle in deze bij dergelijke per
sonen noodzakelijk is.
De Heer Rens zegt,dat controle in deze niet zoo gemakkelijk
zal zijn,doch ook hij is er voor een goede controle uit te
oefenen.In verband daarmede wijst spreker op toestanden,die
het vorige jaar bestaan hebben.Zoo werd bij v.d.Berg b.v.zelÉs
kachelhout gekaptSpreker vindt dat niet juist,omdat subsidie
voor heiae-ontginning wordt gegeven en niet voor kachelhout te
maken.Waarom mogen de groot-grondbezitters wel dergelijk werk
O'