7 o-WcU, 1 29^
Met wijziging van het Raadsbesluit van 6 October 1922, goedge
keurd door Heeren Gedeputeerde Staten van Noordbrabant bij
beschikking van 15 November 1922,G.No476;
1. Van de bij dragen,bedoeld in art .36, eerste lidmonder a. der
Pensioenwet 1922,Stbl.Mo.240, 2? ten honderd van den pen
sioensgrondslag op den betrokken ambtenaar te verhalen;
2. Van de bijarage,bedoeld in het eerste lid onder b.van ge-
noemd artikel,èen ten honderd van den pensioensgrondslag
op den betrokken ambtenaar te verhalen;
Te bepalen:
a. dat dit besluit in werking zal treden 1 Januari 1928;
b. dat deze regeling niet van toepassing zal zijn op den be
trokken ambtenaar,wiens pensioensgrondslag minder dan 800,-
be draagt
c. dat voormeld verhaal bij uitbetaling der jaarwedde door
den Gemeente-ontvanger zal worden toegepasthetzij per maand
hetzij per kwartaal,naar keuze van den betrokken ambtenaar.
VII. VASTSTELLING VAN HET HEFFINGSPERCENTAGE VOOR DE GEMEENTE
LIJKE INKOMSTENBELASTING VOOR HET DIENSTJAAR 1928/1929.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het Volgende besluit vastge
steld:
DE RAAD DER GEMEENTE WGENSDRECHT
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
Gelet op art.5 der bij Koninklijk Besluit van 22 October 1923,
No26.goedgekeurde verordening op de heffing van Gemeentelijke
Inkomstenbelasting;
Besluit
Over het belastingjaar 1928/1929 drie en drie vierde procent
(3 3/4 te heffen van de belastbare inkomens ingevolge boven
vermelde verordening.
VIII. VASTSTELLING VAN HET BESLUIT TOT AANSTELLING VAN EEN
GEMEENTE-OPZICHTER BELAST MET DEN DIENST VAN OPENBARE WERKEN-
De Voorzitter doet voorlezing van het volgende besluit,hetwelk
zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld: