Restitutie in verband met de eindafrekening van de kwade posten der door het Rijk geinde gemeentelijke inkomstenbelasting 1773,10 VERLAGING. Afdeeling I,Hoofdstuk XVI,volgn.163. Onvoorziene uitgaven 116,67 VIII. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT GOED KEURING DER REKENING VAN HET BURGERLIJK ARMBESTUUR OVER HET J AAR IS 35 De Heeren Melsen en de Crom,respectievelijk Voorzitter en lid van het Burgerlijk Armbestuur verlaten de vergadering. De Voorzitter stelt aan de orde de goedkeuring der rekening van het Burgerlijk Armbestuur dienst 1935 sluitende in ont vangst op 4406,95 en in uitgaaf op f 4387,76-g derhalve met een batig saldo ad 19,18^.Hij merkt op,dat Wethouder Jacobs en spreker de overgelegde bescheiden hebben gecontroleerd en in orde hebben bevonden,waarna hij/ooi namens Wethouder Jacobs,voorstelt de rekening te willen goedkeuren. De Heer Vermaat vraagt hoe groot de inkomsten zijn^waarop het Burgerlijk Armbestuur jaarlijks kan rekenen? De Voorzitter leest de inkomstpost voor. De Heer van Wijk vraagt of de inkomsten en uitgaven in dalende ofwel in stijgende lijn gaan? De Voorzitter zegt,dat de inkomsten en uitgaven beiden stijgende zijn.Het subsidie bedroeg in 1917 800,-,terwijl het in het vorige jaar op 3300,- is vast gesteld. De verpleeg- kosten in alle gestichten zijn zoo enorm gestegen,zoodat de uitgaven van het Armbestuur hiermede als het ware gelijken tred houden. De Heer Vermaat vraagt of de collecte vroeger veel opbracht en waarom deze is afgeschaft? De Voorzitter antwoordt,dat de collecte nog geen 100,- opbracht,terwijl er verschillende personen waren,die meer konden geven en dit niet deden,waarom besloten i3 die collecte 1

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1926 | | pagina 78