tLi belastingjaar 1825/1936 Ingevolge ds circulaire van He eren Gedeputeerde Staten van Noorabrabant van 17 Maart 1026 zal het percentage voor het komende belastingjaar'spoedig dienen te worden vastgesteld.Hij geeft hierna het volgende financieel overzicht van den toestand der gemeente over het jaar 1925: Op 24 Maart 1836 hebben bedragen:de inkomsten 169.684.25-g de uitgaven 140.087,11 Saldo op heden 20.587,14-| Hog te ontvangen op heden 3.521,09 Totaal saldo 24.108, 23^- Nog te betalen over gemeld dienstjaar 19.839,77^ Vermoedelijk saldo bij het eindigen van gemeld dienstjaar 4,268,43 Vare echter door de Adviescommissie voor de Berrootings- en Rekeningsvoorschriften niet besloten de volgende uitgaven: a.wegens uitkeering aan andere gemeente^ingevolge art. 104 der Lager Onderwijswet 1820 1.200,- b.wegens uitkeering aan andere gemeenten.in de aan Schoolbesturen te betalen vergoeding be doeld in art.203 der Lager Onderwijswet 1820 1.000,- te doen betalen uit 'het dienstjaar 1826,alsdan sou het eindsalao van voor elden dienst ver moedelijk slechts hebben bedragen f 2.068,46. Op de begrooting dienst 1926 is geraamd 34.000,- aan Gemeen telijke inkomstenbelasting en 10000,- aan opcenten op de Rijksinkomstenbelasting.Be 100 opcenten op de Rijksinkomsten belast ing zullen vermoe lelijk laatstgemeld bedrag opbrengen, waar die voor het dienstjaar 1835/18 26 op heden 10.058,18 hebben opgebracht .Hierbij moeten nog worden gevoegd die wegens forensenaanslagen,welke vermoedelijk op ruim 900,- zijn te ramen 2/3 gedeelte dezer opbrengst is op het dienstjaar 1925 uitge trokken, terwijl het restant op het dienstjaar 1926 zal worden geraamd.Eveneens zal ook 2/3 gedeelte van de opbrengst van het

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1926 | | pagina 62