a as a/var.o kan woraen aangewezen,zou hij deze woonwagens hier maar laten staan.Spreker is er van overtuigd,dat het zeer lastig is met het oog op de kinderen,doch daar zal weinig aan te doen zijn. De }jeer van lijk merkt op,hat het bezwaar reeds gedeeltelijk zou ondervangen zijn,wanneer die lieden 50 meter verder in de Duintjes een schuilplaats gingen zoeken. De Voorzitter zegt,dat hij er nog eens op wil wij zen,dat deze myfenschen zullen zeggen: «trek jullie aan mijn wagen maar". De Heer Rens brengt in net miaaen,dat hij net volkomen eens is met den Heer Wijk.Hierom zou hij willen opmerken,dat het wel aanDeveling zou verdienen,dat eens naar een anaer terrein werd uitgezien. De Heer Vermaat merjct op,dat hij bij ondervinding weet,dat kinderen steeas nieuwsgierig zijn.Hij is er van overtuigd, dat het niet prettig is,dat soort menschen in de onmiddellijke nabijheid te hebben,doch al zou bepaald worden,dat die wagens 50 meter verder weg moeten,alsdan zullen de kinderen uit een oogpunt van niewsgierigheid nog naar die woonwagenbewoners gaan zien. De Voorzitter merkt op,dat deze aangelegenheid steeds op moeilijkheden zal stuiten.Waar zal een geschikter terrein te vinden zijn? Wie heeft gaarne dat soort menschen in zijn onmiddelijke nabijheid en meer andere vragen zou spreker kunnen stellen.Het bestaanae terrein is zeer heuvelachtig en hij gelooft niet dat de wagens 50 meter verder op dat terrein kunnen geplaatst worden.Weten de Heeren een beter en geschikter terrein,alsdan is hij gaarne bereid zijn medewerking dienaan gaande te verleenen. De Heer van Wijk geeft toe,dat de Duintjes heuvelachtig zijn, maar de wagens zouden,als daarvoor aan Groffen toestemming werd gevraagd,vermoedelijk wel op den weg geplaatst kunnen worden,welke door dat terrein loopt. De Voorzitter merkt op,dat een wagen er wil in kan rijden, maar daar op dien weg niet zal kunnen draaien.Wanneer eens

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1926 | | pagina 41