A 116
t
V. BEHANDELING WETSONTWERP REGELENDE DE GRENSSCHEIDING
ÏU8SCHEN DE GEMEENTEN WOENSDRECHT EN RILLAND-BATH,cq.DE
PROVINCIËN NOORDBRABANT EN ZEELAND.
De Voorzitter stelt voor de geheimhouding;,welke dienaan
gaande is opgelegd, ten einde de besprekingen te vergemakke
lijken,bij deze op te heffen,waartoe wordt besloten.
Verder zegt de Voorzitter,dat het wetsontwerp geheel onge
wijzigd is gebleven,zooals het in de besloten zitting is
ter sprake gebracht,alleen in de memorievan toelichting is een
passage ge schrapt,waaruit geconcludeerd had kunnen worden,
dat de ingezetenen uit de desbetreffende polders naar
Zeeland wenschten over te gaan.Door overlegging eener ver
klaring diende deze onjuiste en bezijden de waarheid zijnde
passage in de toelichting te worden doorgehaald,hetgeen
inderdaad is geschied. Spreker zegt,dat het ,;eer juist zé|1
zijn de Heeren een zuiveren kijk op deze zaak te geveh en
dit zal slechts kunnen plaats hebben,wanneer het antwoord van
Burgemeester en Wethouders wordt voorgelezen,hetwelk na de
behandeling dezer aangelegenheid in een vroegere besloten
zitting aan de Commissie uit de Gedeputeerde Stateh is
gezonden,welke Commissie dit Wetsontwerp had voor te bereiden.
Hierna leest de Voorzitter het opgemaakte rapport voor,zijnde
een schrijven van Burgemeester en Wethouders dezer gemeente
did.14 Juni 1926,No.2/31 B.aan voormelde Commissie,van welk
stuk een afsohrifit is geaonden aan Heeren Gedeputeerde Staten
van dit Gewest.Uit de instemming,welke bij de voorlezing van
dit uitvoerig schrijven door den Raad wordt betuigd,blijkt
voldoende,dat de geheels Raad zich eenparig tegen eiken ge-
biedsafstand,welken dan ook,verklaartZonder hoofdelijke
stemming wordt hierna besloten Heeren Gedeputeerde Staten
te berichten,dat de Raad tegen ieaeren gebiedsafstand is,
terwijl de in hst wetsontwerp toe te kennen vergoeding in
het geheel niet opweegt tegen het moreel- en materieel "«ssrlies,
■ei