S°~" De Voorzitter antwoordt hierop bevestigend. De Heer Goris hoort den Voorzitter zooeven zeggen,dat menschen,die geen dertig dagen geteekend hebben,niet voor werkverschaffing in aanmerking komen. De Voorzitter vraagt of de verordening uitgevoerd moet worden, ja dan neen,wijl het eigenaardig is eerst iets te reglementeeren en daarna de hand er mede te lichten. De Heer Sens verklaart zich er sterk voor om aan de ver ordening de hand te houden. De Heer Jansen zegt,dat iemand,die een dag werk heeft niet kan teekenen en dus volgens de verordening niet in aan merking zou kunnen komen voor werkverschaffing.Nog zegt sprekeydat hij er voor is,dat eerst de wegen goed in orde worden gebracht en mochten er daarna nog werkloozen zijn, dan is spreker er voor om dan eerst heide te laten spaden. De Heer van Wijk vraagt of voor sommige menschen,die bijna 30 dagen geteekend hebben,doch zoo nu en dan een dag hebben gewerkt,en in staat van armlastigheid verkeeren, niet door de vingers kan worden gezien. De Voorzitter merkt op,dat de Raad de verordening dan maar moet intrekken. De Heer Rens zegt,dat wanneer dergelijke gevallen zich voordoen,het Dagelijksch Bestuur het recht heeft deze menschen te allen tijde te werk te stellen. De Voorzitter antwoordt,dat het Gemeentebestuur zich,nu de raadsverordening er is,stipt aan die verordening dient te houden en die ook toe moet ,passen,anders moet de Raad maar besluiten die verordening in te trekken. De Heer de Crom brengt ter tafel,dat hij personen op den Heimolen kent,die dagelijks teekenen en toch elders Werken.Spreker noemt zulks niet eerlijk,terwijl hij de namen van 2 personen noemt,n.l.P.Schuurbiers en H.Moerkens. Hij zegt dit treurig te vinden,waar Moerkens zelf is aangewezen om in zijne woning de werkloozen te laten teekenen.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1925 | | pagina 24