(j-tj-iyiH 155 volge art.77 der Lager Onderwijswet de plannen,het bestek en de raming der kosten enz.beoordeelen en het noodige crediet beschikbaar stellen,terwijl de Raad gehouden is, volgens Koninklijk Besluit van 5 Maart 1923(Administratief Rechterlijke beslissing,bladz29) de begrooting aan te vullen met het crediet door Burgemeester en Wethouders ter beschikking gesteld.spreker zegt,dat de Raad alsnu zal moeten beslissen of hij zijne medewerking al dan niet verleentter wijl Burgemeester en Wethouders voorstellen,waar de vereischiï stukken in orde zijn,de medewerking,ingevolge art.75 der Lager Onderwijswet te verleenen. Dhr.Vermaat zegt uit hst voorstel van Burgemeester en Wet© houders te kunnen opmaken,dat de Raad in deze zaak geen groote zeggenschap heeft,waar de beoordeeling der plannen enz.bij het Gemeentebestuur berust en niet bij den Raad. Spreker meent echter beleefdelijk Burgemeester en Wethouders te moeten verzoeken in deze zoo zuinig mogelijk te willen zijn en zooveel mogelijk de uitgaven te bekrimpen. De Voorzitter zegt,dat het in deze uitsluitend een begin selbesluit is,terwijl hij gaarne nota zal nemen van het gesprokenen van den Heer Vermaatofschoon de beoordeeling van de benoodigde lokalen niet aan den Raad doch aan Burge meester en Wethouders behoort. De Beer van Wijk vraagt in welken toestand de R.K.Meisjes school te Woensdrecht verkeert en of daar voldoende ruimte is De Voorzitter merkt op,dat in die school voldoende ruimte heeischt en er voldoende plaats is voor het aantal kinderen in de drie lokalen welke daar aanwezig zijn. De Heer Rens zou Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven bij het evehtueel nemen van een beslissing wafct de lokalen aangaat,voorziwhtig te zijn.Mogelijk zullen in deze twee lokalen noodig zijn en hij twijfelt er aan d wanneer Burgemeester en Wethouders op een lokaal aandringen de Minister zich aa,n de aanvrage zal houden en het besluit

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1924 | | pagina 58