14
aan de Zuidlangeweg omdat door de provincie aangaande die kwestie nog een
uitspraak moet worden gedaan. Dat laatste lijkt mij overbodig want als er
eenmaal een bestemmingsplan is, behoeft die kwestie niet meer te worden
beantwoord en kan de aangegeven vlek worden uitgegumd."
Verder vraagt hij zich af hoe de aangegeven vlek ongedaan kan worden
gemaakt en of dat mogelijk nu al gedaan kan worden.
Antwoord 2e termijn.
De heer Munters merkt aangaande de opmerking van de heer Hoekwater over de
uitgezonderde locaties en het reparatieplan op dat het bestemmingsplan
"Bovensluis" zondermeer buiten het reparatieplan valt. Dat geldt ook voor
alle bebouwing langs de Stadsedijk.
Voor zover mij bekend vallen ook alle burgerwoningen in het agrarisch
gebied er buiten zoals ook nu bij het voorbereidingsbesluit het geval is,
aldus de heer Munters.
Over de opmerking over ongewenste activiteiten aan de Stadsedijk geeft hij
aan dat hij denkt dat er een paar zaken spelen.
Allereerst dient opgemerkt te worden dat het bedrijf als sloopbedrijf een
jaar of drie geleden is gesaneerd, aldus de heer Munters. Bij de sane
ringsafspraak is met de bedrijfseigenaar de afspraak gemaakt dat op de
opslagplaats voor slooponderdelen een nachtverblijf voor onder andere
schapen en geiten zou mogen worden gerealiseerd.
Verder zegt hij: "We kunnen discussiëren over de schoonheid van het
gebouw, doch het gebouw voldoet aan de gestelde eisen."
Vervolgens geeft hij aangaande de bebouwingsmogelijkheden van woningen aan
de Stadsedijk na opstelling van het reparatieplan aan dat voor de Stad
sedijk het huidige bestemmingsplan blijft gelden en dat het reparatieplan
daarop niet van toepassing zal zijn.
Het huidige bestemmingsplan biedt wel wat mogelijkheden, doch niet
bijzonder veel, aldus de heer Munters. Het huidige bestemmingsplan heeft
echter met betrekking tot de bebouwing aan de Stadsedijk minder leemtes
dan met betrekking tot de bebouwing in het poldergebied. De behoefte om
het bestemmingsplan ten behoeve van de bebouwing aan de Stadsedijk aan te
passen is dan ook minder groot.
Aangaande het nemen van een voorbereidingsbesluit en het maken van een
uitzondering merkt hij op dat een en ander naar zijn mening moet worden
gezien in de lijn van het verzoek van de commissie algemene bestuurlijke
zaken. De commissie algemene bestuurlijke zaken heeft verzocht de aanvraag
ter toetsing aan de provincie voor te leggen.
Aansluitend zegt hij: "Wanneer wij deze uitzondering niet hadden opgenomen
in het voorbereidingsbesluit, zou dat hebben betekend dat wij, vooruitlo
pend op de uitspraak van de provincie, de kans van slagen zondermeer tot
nul zouden hebben gereduceerd."
We hebben bij de provincie wel degelijk vooraf geïnformeerd. De provincie
heeft aangegeven dat men zich, indien de gemeente geen uitzondering zou
maken, niet over het plan zou buigen omdat de deur dan bij voorbaat
gesloten zou zijn, aldus de heer Munters.
Vervolgens zegt hij over het achterwege laten van de uitzondering: "Maar
dan hadden we naar mijn mening ook tijdens de vergadering van de commissie
algemene bestuurlijke zaken van 23 december 1993 "nee" tegen het verzoek
moeten zeggen.
Als je immers op 23 december 1993 de provincie verzoekt de aanvraag te
toetsen en op 1 januari 1994 aangeeft maatregelen te nemen en de uitspraak
van de provincie helemaal niet nodig te hebben, dan ben je naar mijn
mening toch een beetje ongeloofwaardig. Ik denk dat de belanghebbenden die