20
Met betrekking tot het financiële beleid en de nieuwe comptabiliteitsvoor-
schriften merkt hij op dat een jaar of 7 geleden het gemeentelijke
financiële beleid is omgebogen.
Op dat moment gebruikten we een bedrag van f 350.000,in de gewone
dienst, welk bedrag afkomstig was uit de rente van de reserves, aldus de
voorzitter. Wij achtten dat toen geen gezond beleid, daar daarmee het
gebruik van de reserves werd geblokkeerd.
Aansluitend zegt hij: "Toen hebben we in een periode van ongeveer 3 jaar
telkenmale een deel van de rente aan de gewone dienst onttrokken en bij de
reserves bijgeschreven. Vanuit de reserves zijn we investeringen gaan doen
waardoor de zaak weer glad liep.
Wij waren daar toen best trots op en blij mee.
Ik moet u zeggen dat het, wat mij betreft in elk geval, node is dat we dat
beleid dit jaar voor een deel hebben moeten verlaten omdat we in de gewone
dienst geen dekking meer konden vinden.
Die pijn is wat verzacht door de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften,
waarin, naar onze interpretatie, het bijschrijven van rente op voorzienin
gen niet is toegestaan en het bijschrijven van rente op gewone reserves
niet gewenst is.
Ik ben met dit alles overigens niet zo blij."
Verder geeft hij aan dat het juist is dat de gemeente Willemstad op dit
moment een goede financiële positie heeft.
Het college wil dat graag zo houden, aldus de voorzitter. Ik neem aan dat
de raad dat ook wil.
Hij geeft aan de gedane suggesties graag mee te willen nemen. Die sugges
ties zullen moeten worden bezien in het licht van het door de nieuwe raad
aan te dragen beleidsprogramma.
De voorzitter onderschrijft de stelling dat de gemeente geen spaarbank
moet zijn.
Aan de andere kant is het zo dat dankzij het tot nu toe gevoerde financi
ële beleid het investeringsvolume op peil is gebleven, aldus de voorzit
ter. En ik vind dat het voor de overheid van belang is om voorzieningen op
niveau te kunnen houden.
Hij is de mening toegedaan dat naar de toekomst toe enige voorzichtigheid
met de beschikbare financiële middelen zeer geboden is.
Met betrekking tot de gehanteerde methodiek voor de planning van werkzaam
heden geeft hij aan dat tot nu toe een lijst is opgesteld met te voorziene
werkzaamheden, waarbij een verdeling in vier kwartalen is aangehouden.
Daarbij is niet zo zeer rekening gehouden met de beschikbare capaciteit.
Op zichzelf is het achteraf niet leuk om dat te constateren maar aan de
andere kant is het ook niet gezond om minder plannen te hebben dan men
aankan, aldus de voorzitter. Een beetje druk op de ketel is dus op
zichzelf niet zo'n probleem.
Aangaande het inspreekrecht merkt hij op dat dat, wat het college betreft,
zeker niet pas op het moment van het aantreden van de nieuwe raad zal
behoeven te worden ingevoerd.
We kunnen daar misschien best in januari 1994 al mee beginnen, aldus de
voorzitter. Ik stel mij voor dat we dan een half uur voor de aanvang van
de raadsvergadering gelegenheid bieden om in te spreken. De mensen die in
willen spreken, moeten zich echter wel op de dag van de raadsvergadering
bij de secretaris aanmelden.
Verder merkt hij op dat het napraatje dan zal komen te vervallen.
Vervolgens geeft de voorzitter met betrekking tot het openbaar maken van