12 Hij is van mening dat ook een deel van de vesting gevolgen zal ondervinden van de voorgenomen dijkverbetering. Hij vindt het belangrijk en nuttig dat de raad in zo'n vroeg mogelijk stadium geïnformeerd wordt over de plannen. Verder wijst hij op het feit dat hij uit een krantebericht heeft begrepen dat er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen het college en diverse bewoners van de Oostdijk over de dijkverzwaring. In aansluiting daarop zegt hij: "Dit alles terwijl de raad eigenlijk niet op de hoogte is van het basisplan dat u toch ongetwijfeld in uw bezit zal hebben. Als ik goed ben ingelicht, denk ik dat het Hoogheemraadschap West-Brabant aan het eind van dit jaar al met het principeplan komt, terwijl de raad eigenlijk zelfs nog niet weet wat het basisplan heeft ingehouden." Hij denkt dat het verstandig is dat het college de raad in elk geval het ba sisplan en het verslag van de coördinatiecommissie ter kennisname aanreikt, zodat de raad zich een oordeel over de plannen kan vormen. Verder geeft hij aan van mening te zijn dat toch ook de gemeente in de werk groep vertegenwoordigd dient te zijn, zodat ook het standpunt van de gemeente naar voren kan worden gebracht. Tot slot merkt hij op dat hij graag zo spoedig mogelijk de kwestie van de dijkverzwaring aan de hand van het basisplan en het verslag van de coördina tiecommissie in een vergadering van de commissie algemene bestuurlijke zaken wil bespreken. De voorzitter kan voor een groot gedeelte met de gedachten van de heer Hoekwa ter meegaan. Verder benadrukt hij dat de door college ontvangen informatie aangaande de dijkverzwaring tot nu toe uitermate summier is. Hij zegt toe na te zullen zien of het basisplan ontvangen is. Aansluitend merkt hij op dat hij het basisplan tijdens de informatiebijeen komst op het provinciehuis heeft mogen inzien. Verder zegt hij: "Wanneer het plan inderdaad binnen is, zal dat plan bij de ingekomen stukken voor de vergadering van de commissie algemene bestuurlijke zaken worden gevoegd." De voorzitter is totaal niet op de hoogte van de verschijning van het princi peplan aan het eind van dit jaar. Aangaande de consequenties van de dijkverzwaring voor de vesting geeft hij aan te hebben begrepen dat in de gemeente Lith ongeveer dezelfde operatie is uitgevoerd. In de gemeente Lith was het voorstel om een verzwaring toe te passen door middel van het aanbrengen van damwand in het dijklichaam, aldus de voorzitter. Het aanzien van de straten en dergelijke is onveranderd gebleven. Verder geeft hij aan te hebben begrepen dat zowel de Oost- als de Westbeer voldoen aan de gestelde hoogte, hetgeen overigens ook voor de Oostdijk geldt. Hij is vreselijk blij dat zowel de Oost- als de Westbeer niet in beheer en onderhoud bij de gemeente zijn maar bij de Domeinen. Indien verbetering van de voornoemde dammen nodig is, zullen de Domeinen voor de kosten van die verbetering moeten opdraaien, aldus de voorzitter. Vervolgens spreekt hij nogmaals de hoop uit dat ook de gemeente als gespreks partner in de werkgroep zal worden toegelaten. Tot slot herhaalt hij dat de raad tijdig geïnformeerd zal worden over de ver wikkelingen rondom de dijkverzwaring op Willemstads grondgebied. Met betrekking tot de Oostbeer zegt de heer Hoekwater"Ik vind dat de gemeen te Willemstad wel degelijk een beslissende stem zou mogen uitspreken over de wijze waarop eventueel besluiten worden genomen om de Oostbeer te versterken.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1993 | | pagina 147