-20- signaal van de PPC ontvangen dat er op wijst dat er geen Willemstadse bedrijven op het bedrijventerrein gevestigd mogen worden. Wel is er op gewezen dat de uitbreiding van het bedrijventerrein "voetje voor voetje" moet plaatsvinden. Het bedrijventerrein moet kleinschalig blijven. Verder merkt de heer Munters op dat de gemeente zich tot taak heeft gesteld om elk jaar een kavel grond te verkopen. Aan de heer Boertjes vraagt de heer Munters vervolgens: "Hadden wij anders kunnen handelen, dan zoals wij nu gehandeld hebben, gezien alle uitspraken van de fractievoorzitters op de diverse commissiebijeenkomsten, waar nooit, door welke fractievoorzitter dan ook, "nee" is gezegd? Hadden wij anders kunnen handelen, dan met dit voorstel de raad te benaderen? Ik ben van mening dat wij niet anders hadden kunnen handelen!" Verder merkt de heer Munters nog op dat de provincie de planvoorschriften van het bestemmingsplan heeft geaccepteerd. Hij is met de heer De Witte van mening, dat de provincie moeilijk "nee" kan zeggen tegen de uitvoering van die planvoorschriften. Vervolgens schorst de voorzitter de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. 3e termijn. De heer De Witte haalt aan dat de heer Munters heeft aangegeven dat de Willemstadse bedrijven al in een vroegtijdig stadium hadden kunnen weten dat er een concurrent op komst was. Daarom is het zo spijtig dat de Willemstadse garagehouders zo laat hebben gereageerd. Uitgangspunt moet zijn dat de gemeente niet op de stoel van de ondernemer mag gaan zitten en dat men via de achterdeur een vestigingsbeleid uitvoert, aldus de heer De Witte. Met alle begrip voor het standpunt van de Willemstadse garagehouders concludeert de heer De Witte dat hij voor het voorstel van het college moet stemmen, omdat men anders in een discussie verzeild, welke niet op de raadstafel thuishoort. De heer Boertjes antwoordt op de vraag van de heer Munters of het college anders had kunnen handelen, dat er niet fout is gehandeld. Hij is op dit moment echter van mening dat het bedrijventerrein alleen voor Willemstadse bedrijven bestemd is, en gaat zodoende niet met het voorstel accoord. De heer Driesprong merkt op dat bij de behandeling van dit agendapunt de gedachte dat de hoofd- en bijzaken goed uit elkaar moeten worden gehouden, steeds in zijn achterhoofd heeft gezeten. Hij heeft sterk het gevoel dat de raadsleden met zijn allen in een brede discussie kans hebben gezien om de bij- en hoofdrollen dusdanig op de juiste plaats te zetten, dat zij in staat zijn om als raad een goede beslissing te nemen. Vervolgens gaat de voorzitter over tot hoofdelijke stemming. De uitslag van de stemming luidt: mevrouw De Wit voor; de heer Moerland tegen; de heer Driesprong voor; de heer Kamp voor; mevrouw In 't Veld voor; de heer Hoekwater tegen; de heer Dane tegen; de heer Boertjes tegen; de heer Munters voor;

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1992 | | pagina 54