-18-
De heer Boertjes heeft, omtrent vestiging van bedrijven van buiten
Willemstad, reeds opgemerkt dat de deur niet direct gesloten hoeft te
zijn.
Bij interruptie merkt de voorzitter op dat de heer Boertjes heeft
gezegd dat hij een uitspraak van de raad zou willen hebben over het wel
of niet verkopen van grond op het bedrijventerrein aan bedrijven van
buiten de gemeente.
De voorzitter deelt mede dat de heer Boertjes vrij staat om een motie in
te dienen en de raad een uitspraak in deze vragen.
Hij herinnert de heer Boertjes er echter aan dat de raad bij het
vaststellen van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein al een
uitspraak over een en ander heeft gedaan, welke uitspraak ook door de
PPC is goedgekeurd.
De heer Boertnes stelt dan: "u zegt dat wij in die zin accoord gegaan
zijn, dat de in de bestemmingsplanvoorschriften voor bedrijven
aangewezen gronden op het bedrijventerrein uitsluitend bestemd zijn voor
bedrijven die plaatselijk verzorgend en/of reeds elders in de
Willemstadse kern gevestigd zijn.
U trekt daar de conclusie uit dat een en ander impliceert dat zich op
het lokale bedrijventerrein ook bedrijven van buiten de gemeente zouden
kunnen vestigen."
De voorzitter merkt op dat dat laatste in het bestemmingplan is
geregeld.
De heer Boertjes kan een en ander niet opmaken uit de stukken van de
PPC.
Vanuit de provincie heeft hij vernomen dat best het probleem zou kunnen
ontstaan, dat de PPC op een gegeven moment niet accoord gaat met de
vestiging van niet Willemstadse bedrijven op het bedrijventerrein.
Hij stelt tot slot nogmaals voor de raad een uitspraak te laten doen
over het al dan niet toelaten van niet Willemstadse bedrijven op het
bedrijventerrein.
De heer De Witte constateert dat binnen de CDA-fractie een verschil
van mening bestaat. Een en ander spijt hem, zeker waar het gaat om de
motivatie van de heer Moerland en de heer Dane.
Een en ander komt, volgens de heer De Witte, voort uit het
kapselartikel dat de raad heeft ingebouwd in het bestemmingsplan, om
bedrijven van buiten Willemstad toe te laten.
De heer De Witte heeft bij zijn vraag over de consequenties bij niet
aanvaarding, de provincie niet genoemd, daar hij er vanuit gaat dat de
provincie de planvoorwaarden en de overige daarin genoemde zaken heeft
goedgekeurd.
De motivatie van de heer Moerland en de heer Dane dat er geen
economisch belang is, wijst de heer De Witte af.
Zijn standpunt in de commissie a.b.z. heeft de heer De Witte gebaseerd
op de hem toen bekende informatie.
Tot slot stelt hij voor de vergadering na het antwoord in 2e termijn te
schorsen voor nader beraad.
De heer Driesprong zegt aangaande het economisch motief:
"We kennen in Willemstad allemaal de situatie van "geen drogist, en heel
Willemstad is drogist". We hebben uit publicaties onlangs kunnen
vernemen dat de brandstofverkooppunten in Nederland dusdanig aangepast
moeten worden, dat ze aan zware milieu-eisen moeten voldoen. De
oliemaatschappijen hebben een fonds gevormd om de verkooppunten, welke