-14- Deze twijfel komt voort uit de teksten van het plan voor het bedrijventerreinterrein, zeker als het gaat om de planmotieven en de tekst van de bestemmingsbepalingen, welke niet naadloos aansluiten, aldus de heer De Witte. Verder komt die twijfel voort uit het voor de heer De Witte nog niet geheel duidelijk tijdpad in deze. De heer De Witte vraagt of het tijdpad in deze kwestie van het begin tot nu, nog eenmaal in chronologische volgorde kan worden langsgelopen. Verder vraagt hij wat de consequenties zijn als de raad het ter tafel liggende voorstel afwijst. Ook vraagt hij op welke wijze er is gereageerd op het verzoek van de Willemstadse garagebedrijven van 16 januari 1992, aangaande de aankoop van een kavel grond op het bedrijventerrein. Tot slot vraagt hij of al bekend is of Automobielbedrijf Gebroeders Van Dueren den Hollander een brandstofafgiftepunt gaat realiseren. Indien er geen brandstofafgiftepunt wordt gerealiseerd, wat zal dan de invulling van het terrein worden, aldus de heer De Witte. Mede namens zijn CDA-fractiegenoot de heer Dane, zegt de heer Moerland: "Mede namens de heer Dane heb ik hedenavond de behoefte om in deze raad een stemverklaring af te leggen. U zult hieruit begrijpen dat de standpunten in de fractie met betrekking tot dit onderwerp niet eensluidend zijn. Enerzijds betreuren wij dit, anderzijds getuigt het van grootsheid dat in de fractie van het CDA de ruimte bestaat om, vanuit een wederzijds begrip en respect, in deze raad een verschillend standpunt in te nemen. Het voorstel dat u vanavond aan deze raad aanbiedt, is naar onze mening niet in overeenstemming met datgene dat wij in het verleden in deze raad met elkaar hebben besproken. Vanaf het eerste moment dat wij met elkaar spraken over het bedrijventerrein aan het Steenpad, heeft de raad het standpunt ingenomen dat het bedrijventerrein bedoeld was voor Willemstadse bedrijven, die met hun activiteiten in Willemstad niet meer genoeg ruimte hadden. Een locatie derhalve om deze Willemstadse bedrijven voor Willemstad te behouden. Overigens is dit ook zo verwoord in de planmotieven, behorende bij het bestemmingsplan. Dat deze raad bij het vaststellen van voornoemd bestemmingsplan alsnog haar standpunt in deze wijzigde en het formeel mogelijk maakte voor niet Willemstadse bedrijven om zich alhier te vestigen, had als voornaamste reden dat we als raad niet in de toekomst geconfronteerd wilden worden met een vanuit economisch oogpunt niet exploiteerbaar bedrijventerrein. Meneer de voorzitter, de gedachte dat in de toekomst deze gemeente met een financiële strop zou kunnen komen te zitten, doordat er bij de Willemstadse bedrijven niet genoeg animo zou zijn om zich te vestigen op het bedrijventerrein, is de reden geweest voor deze raad om in het bestemmingsplan een bepaling op te nemen, die het mogelijk maakt voor niet Willemstadse bedrijven om zich alhier te vestigen. Het uitgangspunt, of zo u wilt planmotief, hebben wij als raad daarna overigens altijd vastgehouden. Wij wijzen u hierbij met name op de verkoop van grond in november 1991 aan een Willemstads bedrijf, waarbij u als college heeft getracht een kettingbeding in de verkoopvoorwaarden op te laten nemen. Als raad hebben wij voor deze poging ook waarderende woorden aan uw adres uitgesproken. Dat de desbetreffende ondernemer onder die voorwaarde niet accoord wilde gaan, heeft ons begrip. Duidelijk is in ieder geval dat tot vanavond in deze raad altijd het uitgangspunt is geweest dat, zolang er geen economische redenen zijn, het bedrijventerrein bestemd is voor Willemstadse ondernemers. Nergens

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1992 | | pagina 48