-13- Op 12 September 1991 is de commissie in deze geïnformeerd. De commissie werd gevraagd haar fiat aan het voorstel te geven. Zowel de V.V.D-fractie als de CDA-fractie heeft toen aan het voorstel het voordeel van de twijfel gegeven. Zodoende heeft het college de onderhandelingen in deze kwestie voortgezet De heer Boertjes wil een discussie op gang brengen over de vraag of de raad in de nabije toekomst grond op het kleinschalige bedrijventerrein wil verkopen aan Willemstadse of niet Willemstadse bedrijven. Momenteel is de ontwikkeling van het bedrijventerrein 3 jaar gaande, en naar de mening van de heer Boertjes kan men nu, gezien de huidige activiteiten op het bedrijventerrein, nog niet spreken van een financieel verliesgevend bedrijventerrein. Ook de houding van de PPC, die bij deze kwestie mogelijk een vinger in de pap zou kunnen hebben, is een punt dat bij de heer Boertjes zwaar weegt. Hij wil voorkomen dat de gemeente de PPC in het harnas jaagt, indien men grond verkoopt aan een niet Willemstadse ondernemer. Een en ander kan mogelijk tot gevolg hebben dat de PPC een verdere uitbreiding van het bedrijventerrein tegenhoudt. Dat zou de heer Boertjes ten zeerste betreuren. Verder merkt hij op dat het, gezien de ook aan de Willemstadse bedrijven gestelde milieu-eisen, misschien in de nabije toekomst van dusdanig belang zal zijn, dat er over nagedacht moet worden om ook tot verkoop aan niet Willemstadse bedrijven over te gaan. Vervolgens haalt de heer Boertjes aan dat er een strook van 15 meter wordt vrijgehouden, welke als groenzone gaat functioneren, en welke in de nabije toekomst eventueel voor een uitbreiding zou kunnen worden aangewend. In de vergadering van de commissie a.b.z. van 26 september 1989 is aangegeven dat de ontsluiting van het terrein via de Zuidlangeweg zou dienen te geschieden, doch nu begrijpt de heer Boertjes dat voornoemde strook van 15 meter daarvoor bestemd wordt. Tot slot stelt de heer Boertjes, op grond van de door hem aangedragen argumenten, de voorzitter voor de behandeling van dit agendapunt te beëindigen en de vraag op te werpen of de raad bereid is om de gronden op het bedrijventerrein alleen aan Willemstadse ondernemers te verkopen, of ook aan niet Willemstadse ondernemers. Indien wordt besloten om ook te verkopen aan niet Willemstadse ondernemers, dan zal de PPC daaraan natuurlijk haar fiat moeten verlenen, aldus de heer Boertjes. Als de PPC haar fiat verleent, zal het college de V.V.D.-fractie aan zijn zijde vinden. Namens de P.v.d.A.-fractie stelt de heer De Witte dat het onderwerp van dit agendapunt gevoelig ligt in de raad. Een en ander is trouwens niet in de laatste plaats te danken aan het feit dat op de valreep naast het ter tafel liggende verzoek een identieke aanvraag van binnen Willemstad gevestigde bedrijven opdook. In de commissie a.b.z. heeft de heer De Witte opgemerkt dat zaken wellicht anders waren gegaan, indien de Willemstadse aanvraag eerder was ingediend. Overigens valt dit de Willemstadse garagebedrijven te verwijten, daar de lading van hun verzoek meer op concurrentiebelangen lijkt gericht, dan op werkelijke vraag, aldus de heer De Witte. In de commissie a.b.z. heeft de heer De Witte in principe groen licht gegeven, na kennis genomen te hebben van informatie van de verantwoordelijke wethouder en de met de Willemstadse garagehouders gevoerde correspondentie. In voornoemde commissie heeft hij ook het tijdpad van deze kwestie cruciaal genoemd. Maar na nog verder in de materie te hebben gedoken, is de twijfel weer boven komen drijven.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1992 | | pagina 47