De heer Hoekwater vervolgt dan met: "Ten aanzien van het onderwerp van dit agendapunt wil ik nog een paar opmerkingen plaatsen. Onze taal is een echt levende taal. Het woord "door-de-centraliseren" heb ik voor de eerste keer gelezen. Betekent dit zoveel als "ik brand liever mijn vingers hier niet aan en ik geef de hete aardappel maar door?" Wij zijn erg benieuwd naar het evaluatierapport over het functioneren van de Regionale Volkshuisvestingscommissie. Nog meer benieuwd zijn wij naar de positie van de duo-gemeenten binnen het streekgewest met betrekking tot volkshuisvestingsactiviteiten. Moet het streekgewest zijn uitgebreidere taak gaan uitvoeren binnen het bestaande budget aangevuld met personeel en/of financiën van de provincie, of mogen de gemeenten straks zelf bijspringen? Gaarne verlenen wij u het machtigingsbesluit, zodat u het budget voor onze gemeente zo maximaal mogelijk kunt gaan benutten." Namens de Pv.d.A.-fractie vraagt de heer De Witte of het college bij het streekgewest kan aangeven welke financiële verschillen er zijn tussen de huidige situatie en die van voor januari 1992. Hij begrijpt dat voor de gemeente Willemstad het streekgewest als budgethouder gaat optreden. Hoe is c.q. wordt een en ander geregeld in relatie tot het streekgewest met betrekking tot bestuurlijke, organisatorische en financiële verhoudingen. Blijft er bijvoorbeeld bij het streekgewest wat aan de strijkstok hangen in de vorm van kosten? Verder vraagt hij hoe de toewijzing per gemeente tot stand komt en wat er met de niet aangesproken gelden per gemeente gebeurt. Tot slot vraagt hij hoe de rapportage aan de raad wordt voorgesteld. Antwoordt le termijn. Aangaande het met betrekking tot dit agendapunt inhoudelijke betoog van de heer Hoekwater, merkt de voorzitter op dat de door de heer Hoekwater geschetste bewegingen tot een ander soort binnenlands bestuur leiden. De heer Munters merkt op dat het Besluit woninggebonden subsidies vanaf 1 januari 1992 loopt. Voorheen was het zo dat, wanneer de gemeente een contingent sociale huurwoningen mocht bouwen, de gemeente wist hoeveel geld daaraan besteed mocht worden. Wanneer de gemeente de woningen kon realiseren binnen het toegekende bedrag, was het financiële plaatje voor de gemeente, danwel het woningbedrijf dat de woningen ging exploiteren, af. Aan de hand van de stichtingskosten werd een huurprijsberekening uitgevoerd. Uit die huurprijsberekening kon men dan de kosten dekken. Ook kreeg men een bepaalde bijdrage van het rijk. De nieuwe situatie is dat de gemeente van het rijk een bijdrage van 100.000,krijgt voor de 5 woningen, welke de gemeente dit jaar mag realiseren. Kortom, een bijdrage van 20.000,per woning, aldus de heer Munters. Een en ander betekent dat de woningen het rijk per jaar 20.000, mogen kosten. De 100.000,t.b.v. voornoemde woningen krijgt de gemeente zolang die woningen niet zijn afgeschreven. Dus als de woningen in 35 jaar worden afgeschreven, krijgt de gemeente gedurende die 35 jaar van het rijk jaarijks 100.000,voor die woningen. De consequenties van een en ander zijn, dat het verschil tussen opbrengst en kosten met 20.000,per woning moet kunnen worden opgevangen.

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1992 | | pagina 43