20
gens na een bepaalde tijd ter goedkeuring naar de provincie kan worden gezon
den. Al met al is er dus op dit moment een status quo bereikt met betrekking
tot het aantal horecagelegenheden binnen de vesting. Om dan nu een uitbreiding
van het restaurant toe te staan, is volgens ons strijdig met het uitgangspunt
van de leefmilieuverordening. Het feit dat 9 mei 1989 de uitbreidingsmogelijk
heid is geopend, doet aan en ander ons inziens niets af. Er is daar namelijk
op dat moment geen gebruik van gemaakt en dientengevolge is een en ander dan
ook verjaard. Het feit dat het perceel één kadastrale sectie betreft, zoals in
de commissie algemene bestuurlijke zaken is aangegeven, doet eigenlijk ook
helemaal niet ter zake. En in de huidige situatie kunnen we dan ook geen mede
werking aan uw voorstel geven."
Namens de V.V.D.-fractie merkt de heer Boertjes op dat deze kwestie in de
raadsvergadering van 9 mei 1989 ook al aan de orde is geweest. De raad kon
zich destijds vinden in het voorstel tot herziening van het bestemmingsplan.
Ook zijn fractie is toen accoord gegaan. De geldigheid van het voorbereidings-
besluit van destijds is inmiddels vervallen, aldus de heer Boertjes.
Het nu voorliggende voorstel is, naar de mening van de heer Boertjes, een
verlenging van het toenmalige besluit tot herziening van het bestemmingsplan.
Verder zegt hij: "Natuurlijk is het zo dat wij niet uit het oog moeten verlie
zen dat de bewoners eventueel zouden kunnen denken dat er een forse uitbrei
ding zal plaatsvinden. Maar de V.V.D.-fractie is van mening dat wij de uit
spraak van destijds op dit moment nog steeds gestand willen doen, ook al is er
een leefmilieuverordening in ontwikkeling."
Tot slot verzoekt hij het college met de ondernemer in overleg te treden om na
te gaan of de destijds aangedragen oplossing met betrekking tot de parkeerpro-
blematiek nabij het pand Landpoortstraat 39 gecontinueerd kan worden.
Namens de C.D.A.-fractie merkt de heer Driesprong, in reactie op de opmerkin
gen van de heer De Witte, op uit het voorstel op te maken dat de commissie
algemene bestuurlijke zaken in haar vergadering van 10 december 1992 heeft
geadviseerd om de raad op 15 december 1992 een voorstel omtrent een voorberei-
dingsbesluit voor te leggen ter zake van de herinrichting van het chinees-
indisch restaurant. Daar hij niet bij de commissievergadering aanwezig is
geweest en niet precies de gang van zaken van die vergadering kent, vraagt hij
of het besluit van de commissie een meerderheidsbesluit was.
De heer Munters merkt op dat het geen meerderheidsbesluit was. Het was de
mening van alle leden van de commissie om het voorstel te doen, aldus de heer
Munters
De heer Driesprong geeft aan dat een en ander duidelijk is.
De heer De Witte merkt bij interruptie op dat het feit, dat hij gezegd heeft
dat er een voorstel aan de raad mag worden gedaan, niet betekent dat hij het
met het voorstel eens is. Hij heeft in de commissie niet de uitspraak gedaan
dat hij het met het voorstel eens is.
De heer Munters merkt op dat het wel zo is dat door de heer De Witte niet is
gezegd dat hij tegen het voorstel was. Alle drie de fractievoorzitters hebben
in deze een positief advies gegeven, aldus de heer Munters.
De heer De Witte zegt aansluitend: "Toch even voor de duidelijkheid, ik heb u
niet verboden het voorstel te doen. Maar ik wil er uitdrukkelijk op wijzen dat
ik geen mening heb gegeven. Ik heb niet aangegeven of ik voor of tegen zou