16
Een scheiding tussen "eigenlijke taken" en "oneigenlijke taken" van de
gemeente is nauwelijks te trekken. In het college is een en ander al
meerdere malen onderwerp van gesprek geweest. Het college vindt dat de
gemeente een. dienstverlenend bedrijf ten behoeve van de bevolking is.
Zodoende kom je al snel in de situatie dat je de voornoemde scheiding niet
kunt maken, aldus de voorzitter. Als voorbeeld haalt hij de intocht van
Sinterklaas aan. Strikt genomen kan worden gesteld dat dat geen taak van
de gemeente is, doch de heersende cultuur gebiedt de gemeente een en ander
op zich te nemen.
Een scheiding kan dus wel worden gemaakt, doch vanuit de filosofie dat de
gemeente een dienstverlenend bedrijf ten behoeve van de bevolking is, kan
men om een aantal zaken nauwelijks heen, alhoewel de gemeente wettelijk
niet verplicht is om die zaken uit te voeren.
Het is verder vrijwel ondoenlijk om een en ander in geld of in uren uit te
drukken.
Het college zal proberen om in het komende jaar eens te bekijken welke, op
de gemeente afkomende taken de gemeente echt zou moeten uitvoeren en welke
niet. Als de raad van mening is dat de taken anders moeten worden ingevuld
dan moet hij dat maar kenbaar maken, aldus de voorzitter.
Verder merkt hij op dat heel veel zaken door het personeel in eigen tijd
geregeld worden.
Over de brandweercommandant merkt hij op dat er twee jaar terug sprake van
was dat de commandant zijn functie wilde beëindigen. De voorzitter heeft
toen met de commandant, maar ook met het voltallige korps overleg gepleegd
om te bezien hoe in de opvolging voorzien zou kunnen worden. Er zijn toen
in principe keuzes gemaakt over, wie de nieuwe commandant zou moeten
worden en wie de waarnemend commandant. Het voorstel, dat in overleg met
het korps was gemaakt, was rijp om in de commissie algemene bestuurlijke
zaken te bespreken en vervolgens voor te leggen aan de gemeenteraad. De
bevoegdheid tot benoeming ligt namelijk bij de raad, op voordracht het
college van burgemeester en wethouders. Toen ontstond echter bij rijkswa
terstaat, de werkgever van de brandweercommandant, de situatie dat hij van
de V.U.T.-regeling gebruik kon maken, waardoor hij wat meer ruimte kreeg
om toch brandweercommandant te kunnen blijven. Dus daardoor was de gehele
situatie eigenlijk wat achterhaald.
De voorzitter denkt dat de destijds gemaakte afspraken weer tevoorschijn
kunnen worden gehaald op het moment dat de vervangingskwestie weer actueel
is. Daar is echter op dit moment geen sprake van.
Aangaande het rampenplan merkt hij vervolgens op dat inzake het organi
satieplan met de regionale brandweer afspraken zullen worden gemaakt.
Op 8 maart 1993 begint de landelijke campagne "Als de sirene gaat", waarin
vanuit de landelijke overheid, heel ruim opgezet, voorlichting gegeven
gaat worden aan de bevolking over hetgeen moet worden gedaan als de sirene
gaat, dus in geval van een ramp. Hij denkt dat het goed is dat men de
plannen van de hogere overheid laat sporen met de plannen van de gemeente.
Het gaat er niet alleen om dat de mensen wordt verteld wat zij moeten
doen, doch het gemeentelijk rampenplan moet ook uitvoerbaar zijn. De
voorzitter zal proberen een en ander begin volgend jaar voor elkaar te
krijgen.
Een en ander behoeft dus niet perse gepaard te gaan met een grootscheepse
oefening, daar men dan in de bestrijdingssfeer terecht komt, aldus de
voorzitter.
Betreffende de "nul-optie" merkt hij op dat het college die optie vanaf