-2-
De gemeente heeft gevraagd om de halteplaats toch maar te laten liggen,
doch Rijkswaterstaat ging daar niet mee accoord.
Voor Rijkswaterstaat was de zaak verder onbespreekbaar.
Tot slot zegt de heer Munters: "Ik moet eerlijk zeggen dat de kwaliteit
van de verrichte werkzaamheden van een dusdanig goed gehalte is, dat wij
niet de brutaliteit hadden om te zeggen dat men de halte moest laten
liggen.
Mevrouw De Wit haalt aan dat er op pagina 1 van de notulen moet staan
"zwarte aarde" in plaats van "zware aarde".
De voorzitter merkt op dat een en ander zal worden aangepast.
Naar aanleiding van het agendapunt over de volwasseneneducatie merkt de
heer Driesprong op dat er een aantal vragen zijn gesteld welke gezien
de afwezigheid van de heer Kamp, niet beantwoord konden worden. Hij
vraagt wanneer hij de beantwoording tegemoet kan zien.
De heer Kamp zal de vragen nu beantwoorden.
Hij is nogal onaangenaam getroffen door de toonzetting, welke de heer
Driesprong heeft gepleegd.
Op het moment dat de discussie plaatsvond beschikte men over exact
dezelfde informatie als op het moment dat er een besluit werd genomen,
aldus de heer Kamp.
Vervolgens is er een brief van het streekgewest ontvangen. Die brief is
in het college behandeld.
Op grond van die brief heeft hij in het college gezegd dat de kwestie
opnieuw moest worden behandeld in de commissie c.o.w.v.
Die behandeling heeft in augustus 1992 plaatsgevonden.
In de tussentijd heeft er overleg met de heer Dekkers plaatsgevonden,
waarbij de heer Dekkers is uitgenodigd om in de commissie c.o.w.v. een
nadere toelichting te komen geven.
Toen uit de berichtgeving van het streekgewest bleek dat er Willemstadse
deelnemers waren, heeft de heer Kamp opgemerkt dat er sprake was van een
nieuwe situatie en dat de kwestie opnieuw in de commissie c.o.w.v. moest
worden besproken.
De heer Driesprong heeft toch enig bezwaar tegen de uitleg van de heer
Kamp.
Een en ander omdat hij, als hij de zaak zo aanhoort moet aannemen dat
men in eerste instantie over de zelfde informatie beschikte als in
tweede instantie.
Dan is het toch vreemd indien je als raad tot een hele andere slotsom
komt, aldus de heer Driesprong.
Daarnaast heeft hij van de heer Dekkers vernomen dat deze zijn aanbod
om in de commissie c.o.w.v. een nadere toelichting te komen geven al in
februari 1992 heeft gedaan.
Hij vraagt zich af waarom de heer Dekkers pas in augustus 1992 in de
vergadering c.o.w.v. is verschenen, terwijl de discussie met betrekking
tot het teruggedraaide voorstel tussen februari 1992 en augustus 1992
heeft plaatsgevonden.
Hij kan zich nauwelijks voorstellen dat de raad in deze de verkeerde
beslissing had genomen, indien men al voor augustus 1992 over de juiste
informatie had beschikt.
De heer Kamp merkt op dat het hier informatie betreft, welke pas na
april 1992 bekend is geworden.
In februari 1992 heeft er een oriënterende vergadering plaatsgevonden,
waarbij geen standpunten werden verwoord, aldus de heer Kamp.