-16-
Als de heer Kamp naar dat schema kijkt concludeert hij dat er van zijn
kant, volgens het schema exact de hand aan is gehouden.
Verder wil hij er overigens nog op wijzen dat er ook ruimte is
gereserveerd voor overleg met de commissie in de week van 22 juni 1992.
Het betrof toen de enquête. Op dat moment heeft hij van geen enkel lid
van de commissie een signaal gekregen dat er ook behoefte was om over
andere zaken te spreken, terwijl op dit moment kennelijk wordt
geconcludeerd dat die behoefte er wel was.
Op de vraag of iedereen inderdaad beschikbaar is voor een evaluatie op
maandag antwoordt hij vervolgens dat dat ongetwijfeld niet het geval zal
zijn. Een en ander moge als bekend verondersteld worden, daar vanwege
vakantietijd niet iedereen aanwezig kan zijn.
Een en ander mag echter geen beletsel zijn om de commissie bijeen te
roepen
De heer Kamp is tijdens de proefafsluiting zelf 2 weekeinden niet en 2
weekeinden wel aanwezig. Tijdens zijn afwezigheid zijn de andere leden
van het college wel aanwezig, zodat het college in ieder geval
aanspreekbaar is.
Hoe een en ander aangaande de commissie is geregeld, is hem momenteel
niet bekend, doch dat zal aanstaande donderdag in die commissie zeker
worden besproken.
Aangaande zakelijk verkeer merkt de heer Kamp op dat er dienaangaande
verschillende aspecten zijn.
Zo zijn er personen die de auto nodig hebben voor zakelijk verkeer zelf.
Een en ander moet men aantonen. Als voorbeeld noemt de heer Kamp
cateringactiviteiten.
Verder moet er volgens het college ook een mogelijkheid zijn voor een
pas voor ondernemers
De details daaromtrent zullen in de eerstvolgende vergadering van de ad
hoc-commissie aan de orde komen.
Aangaande de slagbomen merkt hij op dat uit het voorstel zou kunnen
worden afgeleid dat het hier een zware constructie betreft, doch het
gaat hier om hele lichte slagbomen. Personeel van de afdeling openbare
werken zal de slagbomen telkens aanbrengen en na elk weekend weer
verwijderen.
Verder merkt hij op dat na het vertrek van mevrouw Struijt, mevrouw
De Wit de P.v.d.A.—fractie in de ad hoc-commissie zal vertegenwoordigen.
De heer Kamp haalt vervolgens aan dat, hetzij in een raadscommissie,
hetzij in de raad, is gesteld dat tijdens de proefafsluiting de toegang
tot de vesting voorbehouden is aan de inwoners van de vesting en dat aan
degenen die niet in de vesting wonen geen pasje wordt verstrekt. Het
college hanteert dat uitgangspunt.
De heer Kamp weet niet of hij moeite kan doen om de teleurstelling van
de heer Moerland bij hem weg te halen.
Er is aldus de heer Kamp in de richting van de heer Moerland, kennelijk
toch waarschijnlijk een verschil in taakopvatting zoal3 hij dat beleefd
en zoals ik dat beleef.
Hij denkt dat hij zich gebaseerd heeft op datgene wat in de
besluitvorming in de stukken is gelegd.
Een en ander neemt niet weg dat er gedurende de proef wel sprake zal
zijn van een zeer nauwe relatie met de commissie, welke commissie in
feite bij elk facet van de evaluatie en de eindrapportage betrokken zal
zijn, ook bij de advisering op het moment dat er sprake zal moeten zijn
van bijstelling.
De betrokkenheid van de commissie is in het kader van de planning erg
groot, aldus de heer Kamp.
Hij kan de conclusie van de heer Moerland, dat hij op dat punt heeft
gefaald, op dit moment nog niet trekken.