-7-
Vervolgens schetst hij in het kort het verhaal van mevrouw In 't Veld en
merkt op dat het college het eens is met haar opmerking in de trant van
"er dreigt nogal wat te komen in de nabijheid van Willemstad".
Naar zijn mening zal de gemeente Willemstad zich met hand en tand
verzetten om te voorkomen dat zij het vuilnisvat van de Randstad wordt.
Verder merkt hij nog op dat, naar zijn persoonlijke mening, de komst van
de T.G.V. de realisering van een baggerspeciedepöt op de geplande locatie
onmogelijk zou kunnen maken. Dit omdat een baggerdepöt op een behoorlijke
afstand van leidingstraten, tunnels en bruggen moet blijven.
2e termijn.
De heer Boertjes merkt op dat de voorzitter wordt gevraagd om als
adviseur zitting te nemen in het overlegorgaan. Hij vraagt zich af of het
verstandig is om als adviseur een duidelijk standpunt in te nemen in het
overlegorgaan, daar een en ander later misschien negatieve gevolgen kan
hebben voor de gemeente bij de verdere procedures die gevolgd gaan worden.
Hij heeft het depót het liefst niet in de nabijheid van Willemstad, doch
hij weet momenteel ook geen alternatieven. En hij is van mening dat je
het probleem niet zomaar naar een ander kan toeschuiven.
Het is volgens hem beangstigend dat het Hollandsch Diep als enig juiste
locatie wordt aangemerkt.
Hij denkt dat het verstandig is dat de gemeente zelf met alternatieven
komt, omdat dat zijns inziens een betere reactie is als de mededeling dat
realisering van een baggerspeciedepót nabij Willemstad ongewenst is.
Antwoord 2e termijn.
De heer Munters merkt op dat er advies gevraagd wordt bij het opstellen
van het MER-rapport. Hij is van mening dat meedoen van groot belang is,
omdat de milieu-effecten voor Willemstad juist door de vertegenwoordigers
van de gemeente in het rapport kunnen worden ingebracht. Als Willemstad
niet meedoet, zal een ander uitmaken wat de milieu-effecten voor
Willemstad zijn.
Verder haalt hij aan dat diverse alternatieven voor realisering van een
depót in veel gevallen om financiële redenen zijn afgevallen.
Hij vraagt zich af of men enkel om financiële redenen een depót in de
nabijheid van Willemstad en Klundert moet realiseren.
Zijns inziens schroomt men niet om miljarden uit te geven voor de T.G.V.
Zodoende hoeft men naar zijn mening ook geen tonnen te ontzien om een
locatie te zoeken die minder milieubelastend, minder horizonvervuilend
en minder storend voor de watersporters is.
Betreffende de toenadering tot buurtgemeenten merkt hij vervolgens op
dat Klundert op informele wijze reeds contact heeft gezocht. Het lijkt
hem zinvol om ook met Strijen en Cromstrijen in contact te treden, om
te bezien op welke lijn die gemeenten zitten, waarna de betrokken
gemeenten zo mogelijk een gelijkluidende reactie aan het Ministerie van
VROM kunnen richten.
Tot slot wijst hij er nog op dat men momenteel nog maar aan het begin van
de planperiode staat, welke tot 1995 doorloopt. Op dit moment is de
startnotitie gepubliceerd en is er nog een lange weg te gaan. Het is
echter wel zo dat, wanneer er standpunten zijn ingenomen, het erg
moeilijk is om daar wijzigingen in aan te brengen. Zodoende is het zijns
inziens erg belangrijk om nu al bij de start van het geheel aanwezig te
zijn.
Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens conform het voorstel conform het voorstel van burgemeester en
wethouders besloten in te stemmen met het collegeadvies aan de