-13-
In die zin heeft mijn fractievoorzitter zich ook schriftelijk uitgelaten,
toen daarom gevraagd werd. Zij schreef toen o.a. -ik citeer- "Wij zijn van
mening dat de motie van de gemeentraad van Willemstad uitgangspunt blijft.
Wij verzoeken u tijdens het gesprek na te gaan welke mogelijkheden er bij de
H-variant zijn om nadelige effecten voor Willemstad verder te
minimaliseren". Ik meen dat daarmee niets miszegd is en dat daardoor
ruimte werd geschapen in de onderhandelingssfeer.
In onze visie kon en kan het college een inhoudelijke bijdrage aan de
discussie leveren, ook al lag of ligt de motie van 10 april ter tafel. Wij
hebben dat ook altijd zo bedoeld.
Vanuit deze visie is er dus geen noodzaak tot heroverweging. Bovendien, en
nu kom ik aan een tweede aspect, is een motie een redelijk zwaar instrument.
Een motie dien je niet zomaar in. Je gaat daar niet lichtvaardig mee om. Het
is niet iets vrijblijvends wat je een volgende keer gemakkelijk weer
intrekt. Er moet dus nogal wat gebeuren, wil dat aan de orde zijn. Ook
vanuit deze optiek staan wij niet te trappelen om de motie te heroverwegen.
En toch, voorzitter, toch zouden de raad en het college elkaar kunnen
vinden. Mijn fractie wil de beroerdste niet zijn als er een formulering
gevonden kan worden die enerzijds niets verandert aan de essentie van de
motie van 10 april jl. en anderzijds de ruimte biedt waarvan het college
zegt er behoefte aan te hebben. Wellicht kan het college uit de voeten met
een bepaalde interpretatie die de raad aan de motie geeft.
Het college zal dan wel moeten aangeven waar voor haar de moeilijkheid ligt.
Voorzitter, ik heb de motie van 10 april voor mij liggen. Geeft u maar aan
wat u dwars zit.
Gisteravond hebben de fractievoorzitter of hun plaatsvervangers van CDA,
P.v.d.A. en V.V.D. de hoofden bij elkaar gestoken. Iedere fractie heeft een
wat andere invalshoek, maar eveneens werd geconstateerd dat we elkaar zouden
kunnen vinden. Zeker ook, omdat er geen sprake is van een onwillig college.
Veel, zo niet alles, zal echter afhangen van de antwoorden en reacties die
het college zal geven op onze opmerkingen, stellingen en vragen.
Tot slot, voorzitter, stel ik u een aantal vragen, soms in relatie tot, soms
los van eerdergestelde.
1. Wordt de F-variant (zie bijlage 6) meegenomen in de MER en de
tracé-nota?
2. Waar gaat de gemodificeerde H-variant precies onder de grond?
3. Kunt u bij benadering iets zeggen omtrent de frequentie van de rijtijden?
4. Is er iets meer bekend over medegebruik c.q. de mogelijkheid van
interlokaal of -regionaal verkeer op de HSL-baan?
5. Kunt u iets meer zeggen over de techniek van de aanleg?
6. Eigenlijk is dit meer een mededeling dan een vraag.
m.b.t. het kostenaspect voelen wij ons niet aangesproken door passages
als "de veroorzaker betaalt". En m.b.t. de ingestelde werkgroep HSL en
de door haar op te stellen LER: geen cent voor rekening van de
gemeente, geen financiële gevolgen in negatieve zin.
7. Wie zit voor Willemstad in het overlegplatforum, dat op 9 juli jl. is
ingesteld?
8. Wie is de kontaktpersoon HSL van de gemeente Willemstad?
Tot zover mijn eerste termijn. Ik vertrouw op een afdoende beantwoording
door het college".
Namens de fractie van het CDA sluit de heer Groeneveld zich aan bij de
door de heer Tuinman gestelde vragen.
Hij heeft kritiek op de totstandkoming van de diverse tracé-varianten en de
wijze waarop men hierover is geïnformeerd. Hij dankt het college voor de
uitgebreide en gedegen informatie in het voorstel en benadrukt nogmaals dat
het CDA niet op de H.S.L. zit te wachten, evenals het college en de andere
partijen.