-10-
Hij vraag toelichting op de volgende passage uit het voorstel:
"Niettemin zal in de komende jaren nagegaan worden of een eventuele
uitbouw van de functie van het steunpunt voor ouderen kan worden gecombi
neerd met een eigen gemeentelijke voorziening op het terrein van het al
gemeen maatschappelijk werk".
Antwoord le termijn.
De voorzitter antwoordt als volgt.
Als gevolg van het verdwijnen van de "gouden koorden" heeft de raad
nu het primaat inzake de op het welzijnsterrein te verdelen gelden.
De raad dient een budget vast te stellen, waaruit de welzijnsactiviteiten
gefinancierd dienen te worden. Naar aanleiding van de door de verenigingen
in te dienen plannen, behoefteramingen etc. wordt dit budget onder de
verenigingen verdeeld.
Uitbreidingsmogelijkheden voor wat betreft nieuwe verenigingen zijn
er wel, zij het dat deze uitbreiding niet zonder meer autonoom kan plaats
vinden. In het verleden is men hierdoor wel eens voor verrassingen komen
te staan.
Gelet op maatschappelijke ontwikkelingen kunnen er binnen het budget
in principe "nieuwe zaken" gesubsidieerd worden. Als voorbeeld noemt
hij de emancipatie-aktiviteiten die vorig jaar (veel te laat) in de
begroting zijn opgenomen.
In antwoord op de vraag om de subsidies niet meer dan 5% te korten,
indien de financiële situatie hier aanleiding toe geeft, zegt de voorzitter
dat er één keer een kortingsronde van 6% heeft plaatsgevonden. Dit naar
aanleiding van de 49% korting van de rijksbijdragen voor welzijns-
aktiviteiten. Hiermee is aangegeven dat het college de subsidiëring
van welzijnsaktiviteiten zeer belangrijk vindt. Bovendien is het zo
dat bij al te rigoreuze kortingen de gemeente in Arob-procedures verzeild
raakt die dan vrijwel zeker door de gemeent» verloren worden.
In het kader van het wegwerken van ongelijkheden antwoordt de voorzitter
dat het peuterspeelzaalwerk de aandacht heeft van het college.
Er zijn echter ook ongelijkheden in de sportsector met betrekking tot
de dekkingspercentage van exploitatielasten. Deze ongelijkheden dienen
ook rechtgetrokken te worden.
Met betrekking tot de door de heer Hoekwater genoemde passage merkt de
voorzitter op dat deze opmerking voor de langere termijn is bedoeld.
Indien de 25 woningen gerealiseerd zijn is de maatschappelijke begeleiding
niet meer helemaal met vrijwilligers op te brengen.
Willemstad is financieel niet draagkachtig genoeg om deze voorziening
zelf te bekostigen. Hij verwacht, of acht het reëel, dat van het
rijk middelen beschikbaar komen voor het steunpunt, omdat dit een ouderen
voorziening is waaraan het rijk niets bijdraagt, terwijl de gemeente
de mensen uit het bejaardenhuis houdt, wat het rijk wel geld zou kosten.
Op het moment dat er gelden vrijkomen, ontstaat er een keerpunt waarbij
er een gecombineerde functie kan ontstaan voor ouderenwerk/bijstands-
maatschappelijke werk. Dit omdat afzonderlijk voor ouderenwerk, en afzon
derlijk bijstandsmaatschappelijk werk Willemstad te klein is.
Dit zal echter pas over een periode van 5 jaar kunnen gaan spelen,
omdat voor de komende jaren een samenwerkingsovereenkomst met het algemeen
maatschappelijk werk is aangegaan.
Met het antwoord van de voorzitter kan de heer Hoekwater zich verenigen.
Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden dan
conform het voorstel van burgemeester en wethouders de uitgangspunten
voor het gemeentelijk welzijnsbeleid 1990-1994 vastgesteld.
-10.-