-7-
Met betrekking tot het bepaalde in artikel 13, lid 3 der verordening
vragen beide fracties zich af wat nu precies gewichtige redenen
kunnen zijn om de toepassing van de leden in 1 en 2 van artikel
13, achterwege te laten. Naar de mening van de fracties van de
P.v.d.A. en het CDA dient, ook al is er sprake van gewichtige
redenen, een vertrouwensarts van de belanghebbende inzage in de
betreffende stukken te kunnen krijgen. Dit, in het belang van
de betrokken reclamant.
Tenslotte zegt mevrouw Struijt dat haar uit de voor-informatie
duidelijk is geworden dat de gemeente Wouw geen samenwerkingsovereen
komst met de gemeente Roosendaal ca. zal afsluiten, terwijl de
gemeente Rucphen hierover zich nog nader zou beraden. Is er in
dit verband iets bekend over wat de overige gemeenten ter zake
hebben besloten.
De heer Tuinman antwoordt dat met uitzondering van de gemeente
Wouw de overige gemeenten d.w.z. de gemeenten welke ressorteren
onder het verzorgingsgebied van verpleeghuis "Charitas" te Roosen
daal, zullen deelnemen in de samenwerkingsovereenkomst te Roosendaal.
De gemeente Rucphen is momenteel nog gebonden aan een samenwerkings
overeenkomst met Etten-Leur. Rucphen overweegt na afloop van het
contract met Etten-Leur (1990) aan te sluiten bij de indicatiecommis
sie Roosendaal, tenzij uit een onderzoek blijkt dat Rucphen ook
zelfstandig een indicatiecommissie er op na kan houden.
Voorts merkt de heer Tuinman op dat het college kan instemmen
met de voorgestelde wijzigingen/aanpassingen van art. 5, lid 4
en artikel 23 lid 2 en 3 der verordening.
Uit een en ander blijkt overigens dat de betreffende fracties
zich gedegen over onderhavig agendastuk hebben gebogen. Dit zal
ook de gemeente Roosendaal ca. zeker niet ontgaan, aldus de heer
Tuinman
Met betrekking tot het laten vervallen van het woord "korte" in
artikel 20, lid 2 der verordening wijst de heer Tuinman erop dat
de lengte/uitgebreidheid van een verslaglegging op zich niets
zegt over de kwaliteit van een verslag.
"Kort" moet hier worden geïnterpreteerd als "zakelijk".
De kwaliteit c.q. capaciteit van de verslaglegger is hier in wezen
van doorslaggevend belang.
Naar aanleiding van de opmerkingen die mevrouw Struijt namens
de P.v.d.A- en de CDA-fractie heeft gemaakt t.a.v. het bepaalde
in artikel 13, lid 3 der verordening, zegt de heer Tuinman dat
eerst in concrete gevallen na zorgvuldige belangenafweging inciden
teel vast zal kunnen komen te staan wat nu precies in dit verband
gewichtige redenen zijn. Te denken valt bijv. aan bescherming
van de persoonlijke levensfeer.
Het moet overigens wel gaan om zeer gewichtige redenen, willen
zij er de oorzaak van zijn dat bescheiden niet aan betrokkene
zelf noch aan de indicatiecommissie ter inzage worden vrijgegeven.
Dit alles heeft overigens te maken met het vertrouwen dat de raad
heeft in de taakopvatting van het uitvoerend orgaan i.e. het college.
Voorts merkt de heer Tuinman nog op dat de redactie van artikel
13, lid 3 der verordening een vertrouwensarts niet op voorhand
buiten spel zet.
Hier is overigens sprake van een juridische formulering waarbij
aansluiting is gezocht bij de ter zake opgestelde model-verordening
van de V.N.G.
-Tenslotte-