Tevens is het zo dat, gezien de frequentie van vergaderen de commissies C.A.I. en Verkeersaangelegenheden, er niet echt sprake kan zijn van een overbelasting. Deze commissies komen immers maar gemiddeld 1 of 2 keer per jaar bij elkaar Dit alles overwegende is het standpunt van de fractie van de P.v.d.A gelijk aan dat van de V.V.D. De voorzitter concludeert dat twee van de drie fracties geen problemen hebben met het doen opgaan van de twee eerdergenoemde commissies in de commissie A.B.Z. Principieel is het natuurlijk geen enkel probleem om de twee commissies in stand te houden. Aangezien er echter in de commissie A.B.Z. reeds afspraken hierover zijn gemaakt heeft de voorzitter nu niet de vrijheid om het voorstel te veranderen. Niets staat evenwel de fractie van het C.D.A. in de weg om via de daarvoor gebruikelijke weg de raad te vragen zijn stand punt te herzien. De heer van der Sluijs zegt dat zijn fractie er geen enkele moeite mee heeft een nieuwe commissie welzijn in te stellen. Zij heeft wel moeite met de bemanning/bevrouwing van die commis sie. De heer Kamp heeft gezegd dat de fractie van het CDA erg laat is met haar reactie en dat een en ander in de ABZ-commissie is besproken. De heer van der Sluijs wil er in dit verband wel op wijzen dat dit punt niet als agendapunt was opgevoerd. Bij interuptie merkt de heer Kamp op dat er in de commissie A.B.Z. ter zake een practische discussie is gevoerd. De voorzitter memoreert dat reeds in de A.B.Z.—vergadering van 22 december 1988 is aangekondigd welke gedachtengang het college over het commissiestelsel heeft. Mevrouw In t Veld zegt dat nergens uit de notulen van die commissievergadering blijkt dat daar zo expliciet over gesproken is. De voorzitter beaamt dat en geeft aan dat dat komt door de wijze van notuleren. Er is nl. afgesproken dat voor de verslag legging van de commissievergaderingen volstaan kan worden met een besluitenlijst. Hij wil hierover verder geen discussie aangaan. De situatie is thans zo dat er een collegevoorstel ligt en als het CDA van mening is dat het anders moet dan moet zij dat de raad middels een amendement of motie vragen. In tweede instantie merkt de heer Kamp op dat er best een practische oplossing te vinden is voor het CDA. Wanneer bijvoor beeld een bepaald onderwerp in een commissie A.B.Z.-vergadering aan de orde wordt gesteld zou nl. diegene die binnen de fractie deze zaken in zijn portefeuille heeft als woordvoerder op kunnen treden. Daarmee wordt dan tegemoet gekomen aan hetgeen door het CDA naar voren wordt gebracht. De heer Boertjes zegt dat de oplossing van de heer Kamp niet helemaal ideaal is. Theoretisch zou dat nl. kunnen betekenen dat tijdens een ABZ-vergadering drie of vier woordvoerders ten tonele verschijnen. Het bevreemdt ook de heer Boertjes dat het CDA zegt niet op de hoogte te zijn geweest van een en ander. Deze fractie heeft immers toch ook een vertegenwoordiger in die commissie. In tweede termijn zegt de heer van der Sluijs zich bij de zaak neer te leggen en dat hij de namen zal doorgeven van de kandidaten voor de nieuw te vormen commissie. -De-

Raadsnotulen

Willemstad: 1927-1995 | 1989 | | pagina 19