- 10 -
De opmerkingen van de WD-fractie inzake de commissievergadering waarin de
begroting al wordt behandeld, verbazen hem.
Hij vindt wel dat een behandeling van een begroting in de gemeenteraad
thuishoort, maar dat er dan geen verrassingspakket moet worden
voorgeschoteld. Dus zodoende is een voorafgaande behandeling in de commissie
zeker op zijn plaats.
Inzake de openbare orde merkt hij op blij te zijn met de reactie van het
college, om via overleg met de betrokkenen tot een oplossing te komen. Hij
heeft geconstateerd dat er een aantal zaken zijn, die door de
horeca-ondernemers zelf aangepakt zouden moeten worden.
In concreto wordt door de fractie van de Partij van de Arbeid van de horeca
ondernemers gevraagd vóór 1 mei 1990 met plannen te komen, die kunnen leiden
tot vermindering van de overlast. Wanneer er geen bereidheid zou zijn om
hieraan medewerking te verlenen, dan zullen tijdig maatregelen moeten worden
genomen. De vaststelling van een leefmilieuverordening wordt door de fractie
van de P.v.d.A. daarbij niet bij voorbaat uitgesloten.
Hij constateert dat het college de mogelijkheid van een dergelijke
verordening ook overweegt.
De termijn van 1 mei 1990 houdt geen verband met de
gemeenteraadsverkiezingen die er dan zijn, maar met het feit dat, ruim voor
het seizoen, de nieuwe gemeenteraad een beeld moet hebben van wat van de
partijen verwacht mag worden, zodat hij in elk geval herhaling van de
situatie van afgelopen zomer kan voorkomen.
Indien er signalen komen dat de horeca-ondernemers niet mee willen werken,
waar hij overigens niet van uitgaat, moet er volgens hem, preventief worden
opgetreden, bijvoorbeeld door een leefmilieuverordening of door andere
maatregelen.
Inzake het voorstel van de WD-fractie om éën lid per fractie in het overleg
met de horeca te betrekken, merkt hij op dat de verantwoordelijkheden van
het bestuur duidelijk begrensd zijn. Hij vindt dat door degene bij wie
bepaalde verantwoordelijkheden liggen, overleg moet worden gevoerd, en dat
is in dit geval de burgemeester en niet de raad.
Op het moment dat geconstateerd wordt dat er zaken zijn, die vanuit de
contróle-functie van de raad moeten worden vervuld, kan een en ander in de
commissie a.b.z. of in een plenaire raadsvergadering aan de orde komen.
Aangaande de privatisering van de haven merkt hij op zich op dit moment niet
uit te spreken of wel of niet geprivatiseerd moet worden. Wel vindt hij dat,
op een moment dat daarnaar onderzoek plaatsvindt, aan dat onderzoek een
aantal voorwaarden moeten worden verbonden, omdat de haven óók een functie
heeft voor de Willemstadse bevolking zelf. Het moet namelijk niet zo worden
dat bewoners uit Willemstad, voor een betaalbare prijs, geen gebruik meer
kunnen maken van deze voorziening.
Betreffende de gemeentegids constateert hij dat de plaatselijke middenstand
kennelijk niet in staat is om de uitgave van de gemeentegids te realiseren.
Hij vindt, indien er een gemeentegids komt, dat dat geen lasten voor de
gemeente met zich mag brengen. Een en ander moet budgettair neutraal worden
verwezenlijkt.
Inzake gebouw Irene merkt hij op, na de mondelinge toelichting van de
WD-fractie, minder verontrust te zijn als na het lezen van de stukken van
de WD-fractie betreffende gebouw Irene.
Hij merkt op geschrokken te zijn van de term "vernieuwbouw", daar dat in
zijn ogen, gezien de kapitaalinvesteringen die gepleegd zijn, een forse
kapitaalvernietiging betekent.