- 4 -
gemeente straks verboden is een matige winst te maken, terwijl het een
bedrijfsmatige activiteit is.
Inzake de gemeentereiniging zegt hij dat de lijst van bedrijven bij de
notitie "Inzameling bedrijfsafvalstoffen"nog door het college zal worden
nagelopen op onvolkomenheden.
Ook moet de notitie nog aan de orde worden gesteld ir. de commissie openbare
werken. Toch kan er niet aan ontkomen worden de notitie bij de begrotingsbe
handeling te betrekken.
Hij merkt op dat het college in de beantwoording op de le termijn schrijft:
"De CDA-fractie is van mening dat het mogelijk moet zijn de
afvalstoffenheffing voor 1990 lager vast te stellen dan 121,30 per
aansluiting, zonder dat aan het uitgangspunt dat 90% van de kosten van
gemeentereiniging worden gedekt, geweld wordt aangedaan door:
- een afzonderlijke regeling voor bedrijfsafval;
- een verdere gescheiden inzameling van papier, glas, puin, ijzer;
- de plannen voor corapostering.
Volgens hem heeft het college alleen het eerste punt uit de le termijn van
zijn fractie kunne halen, want het tweede en derde punt heeft zijn fractie
er in le termijn niet bij betrokken.
Hij meent slechts dat het mogelijk moet zijn de afvalstoffenheffing 1990
lager vast te stellen, door een afzonderlijke regeling te treffen voor
bedrij fsafval
In de notitie wordt namelijk gesteld dat bijna al het bedrijfsafval via de
gemeentereiniging wordt opgehaald.
Met een regeling bedrijfsafval wordt dat minder, hetgeen het college
onderschrijft.
Een ruwe schatting, aan de hand van de notitie, leert dat het om een
besparing gaat van 7.000,per jaar.
Daarnaast krijgen bedrijven te maken met kosten van een particuliere
afvalverwerkero.a. voor het huren van een container.
In het tarief van de afvalstoffenheffing moet dat toch tot uitdrukking
komen, daar de bedrijven met meer en de gemeente met minder kosten te maken
krijgen.
Mocht dat niet zo zijn dan kan de huidige situatie beter gehandhaafd
blijven, wat voor de bedrijven tot gevolg heeft dat zij niet belast worden
met kosten voor de huur van een container.
Ook hij weet en erkent dat er ten behoeve van het milieu iets gedaan moet
worden en dat dat financiële offers zal vragen. Hij is dan ook blij met de
toezegging dat daarover een nota zal worden opgesteld. De concrete ideeën
van het college daaromtrent spreken hem best aan.
De financiële kant ervan is bij deze begrotingsbehandeling echter nog niet
aan de orde.
Met betrekking tot de sportterreinen en de gymzaal merkt hij op dat het
college nadruk legt op vooralsnog geen verhoging voorzien. Dat is volgens
het college niet zo stellig als de fractie van het CDA formuleert.
Hij zegt daarop dat zijn fractie en het college precies hetzelfde bedoelen.
Met betrekking tot de dijkverzwaring van de Oostdijk vraagt de heer Maris
of in het gesprek met het Hoogheemraadschap ook de aanleg van een fietspad
ter sprake is gebracht?
Hij zegt, net als het college bezorgd te zijn over de waterschapslasten en
vraagt of er een verrekening is geweest toen de waterschappen samengegaan
zijn.